Het was gisteren weer raak...
Een stelletje snotaapjes brult me na in het Engels: Free Palestine. Geheel niet verbazingwekkend want zondag jl. marcheerden ze ook mee in de Pro Palestine demonstratie en hoewel officieel die demonstratie tegen Israël is en niet tegen Joden, zullen die snotaapjes dat waarschijnlijk niet helemaal hebben begrepen. Ik dus netjes de politie gebeld en daarna heb ik me bij het gezelschap (politie en kindertjes) gevoegd en proberen uit te leggen dat we lief voor elkaar moeten zijn. Ik hoop dat dit helpt, want hoewel schelden geen pijn doet, is een verkeerde opvoeding gevaarlijk. Schelden-vandaag kan ontaarden in Hamas-morgen. En daarom blijf ik geloven dat het van groot belang is dat wij als Joodse gemeenschap in contact blijven met de scholen. En vind ik het meer dan kwalijk dat dit jaar bij de herdenking van de 1500 Joodse inwoners van Arnhem op 12 november bij het imposante en sprekende monument de scholen niet aanwezig zullen zijn. Onbegrijpelijk en onaanvaardbaar! Een erg slechte boodschap naar de jeugd en een teken dat het vooralsnog niet goed gaat met het antisemitisme in ons land. Of beter geformuleerd: met het antisemitisme gaat het erg goed. Het bloeit en groeit.
Maar voor nu weer even genoeg. Voor mijn geestelijke gezondheid lijkt het me beter om even niet over Israël en antisemitisme te schrijven en dus zocht ik een minder beladen onderwerp.
Omdat ik morgen jaartijd heb van mijn vader was ik gisteren op Muiderberg om te dawenen bij zijn graf. Daar staande dwaalden mijn gedachten af naar mijn jeugdjaren. Hoe mijn vader alles deed voor mij en zijn kleinkinderen. Altijd stond hij voor ons klaar, dag en nacht. Ik denk dat ik dat toentertijd niet voldoende heb beseft. En van mijn vader kwam ik bij mijn moeder. Mijn moeder was het prototype van een lieve overbezorgde Jiddische mamme die van mening was dat haar enig kind, ik dus, een geniaal rekenwonder was. Die gedachte kwam in mij op, daar op Muiderberg. Toen ik thuiskwam zag ik op tafel het Maastrichtse onderzoeksrapport 'Onvoltooid verleden', combineer dat met rekenen en getallen en zie, dacht ik, laat eens kijken of ik daarover iets kan delen met u, mijn trouwe dagboekeniers.
In Maastricht werden 32 Joodse panden onder beheer van de bezetter gesteld, 84 Joodse bedrijven geliquideerd, 47 Joodse landbouwpercelen verkocht en de Joodse Gemeenschap ontving hiervoor recentelijk, zo'n 80 jaar na dato, een tegemoetkoming van €100.000. Een snelle berekening, zonder gebruikmaking van rekenmachine maar gewoon uit mijn hoofd, leerde mij dat dit een Jodenfooi is, zeker in verhouding tot de gigantische bedragen die vanuit onze belastinggelden richting Gaza vloeien. Overigens staat het woord Jodenfooi, volgens meester Google, voor het kopgeld dat werd ontvangen voor het verraden van een Jood.
Alle Nederlanders zaten niet in het verzet, niet allen hadden Joden verborgen en er werd veel verdiend met kopgeld. En daarom blijft het aan mij knagen dat de wereld Nederland ziet als het land waar bijna alle Joden werden gered. Tachtig procent van mijn familie werd vermoord. In Groningen, waar mijn opa Jacobs is geboren, keerde 91% niet terug. In Apeldoorn, waar ik een speciale band mee heb vanwege de 'ontruiming van het Apeldoornsche Bosch', werd de eerste tien jaar na de oorlog geen woord gerept over de gruwelijke moord op meer dan 1300 patiënten en medewerkers van het Apeldoornsche Bosch. Kortgeleden heeft de Gemeente Apeldoorn €400.000 beschikbaar gesteld om de herdenking aan deze tragedie levend te houden. Bravo!
Onderzoek naar de opstelling van burgemeesters in oorlogstijd en vooral ook erna, is goed! Maar het is schrijnend te vernemen dat enkele gemeenten weigeren hun dubieuze verleden onder de historische loep te plaatsen, omdat er nu geen Joden meer wonen. En nog pijnlijker, althans in mijn ogen, dat burgemeesters in sommige plaatsen toekijken en dus tolereren dat bijeenkomsten met een Joodse signatuur worden afgelast. (Excuus: worden uitgesteld… voor onbepaalde tijd.)
In een schrijven van mijn opa Jacobs aan de wethouder van Publieke Werken en Volkshuisvesting te Amsterdam, gedateerd 21 juli 1945, verzoekt opa of hij zijn woning aan de Ferd. Bolstraat 94 weer mocht betrekken, na twee jaar en acht maanden erbarmelijke onderduik. Het verzoek werd uiteindelijk ingewilligd. Maar de tachtig procent familie die "niet waren teruggekeerd" konden geen verzoek indienen. Waar zijn hun spaargelden, huizen, bezittingen? En waarom heeft mijn lieve moeder in Steenwijk van haar zuinig gespaarde spaargeld na de oorlog niets kunnen opnemen? Officiële reden: mijn moeder had de oorlog overleefd, maar haar spaarbankboekje niet.
Ja, het is bemoedigend dat vele gemeenten alsnog het donkere verleden onderzoeken, maar gapende wonden zijn niet met een eenvoudig pleistertje te genezen. En recentelijk bekruipt mij steeds vaker het onzalige gevoel dat zelfs dat goedkope restitutie-pleistertje lokaal wordt verwijderd, door herdenkingen aan de jaren '40-'45 uit te stellen, de Menora om veiligheidsredenen niet publiekelijk aan te steken en Hamas weliswaar te veroordelen, maar dan wel met de nadrukkelijke en pijnlijke toevoeging: maar...
Reacties
Een reactie posten