Het hondje en het schilderijtje.

Een van onze vaste gasten was Reb Moshe zl. Het was niet zijn echte naam, maar wij noemden hem zo. Met onze oudste zoon zl., die hij een paar keer bij ons thuis jaren geleden had ontmoet, had hij bijna dagelijks telefonisch contact. Reb Moshe heeft steeds aangegeven dat hij een “Joods” schilderijtje heeft en wil dat als hij er niet meer is dat schilderijtje, portret van een rabbijn, bij ons aan de muur komt te hangen. Reb Moshe is niet meer en ik was bijna het schilderijtje vergeten. Het schilderijtje had ik wel eens aan zijn muur zien prijken op zijn kamer. Of het enige waarde vertegenwoordigt? Geen idee. Maar voor ons wel van emotionele waarde. Reb Moshe is niet meer, maar onze oudste zoon dus ook niet en juist daarom ben ik achter het schilderijtje aangegaan. Zojuist ontvang ik van mijn dochter uit Almere dat zij het schilderijtje heeft ontvangen. Hoe het bij haar is gekomen, weet ik niet, maar het is dus op weg naar ons. Reb Moshe was alleen, een typisch beschadigde man die een product was van de oorlog. Hij was eenzaam en boos. Boos dat toen zijn moeder kwam te overlijden hij voor de begrafenis moest tekenen dat hij zou betalen, terwijl er al betaald was. Zijn woorden werden niet geloofd. Ik begrijp dat eigenlijk wel, maar in deze was er sprake van een fout van de bank. Hoe ik met Reb Moshe in contact ben gekomen? Hij was woest op de penningmeester van de Joodse Gemeente die hem dwong te tekenen zo vlak voor de lewaja. Hij dreigde hem te vermoorden. Had hij dat kunnen doen? Ik denk van wel, ongeremd als hij kon zijn. Maar hij was een goed mens, maar o zo eenzaam. En dus belde mijn zoon Yisrolik zl. hem jarenlang dagelijks op. Beiden zijn niet meer en juist daarom wil ik dat schilderijtje snel aan de muur hebben, als een herinnering. Een schilderijtje dat boekdelen spreekt, maar die boekdelen zijn uitsluitend aan mijzelf bekend en dat houden we zo. Ik wacht vol emotie op het schilderijtje…….

Aan het schattige hondje waarvoor ik via, via gevraagd was om een nieuw baasje te verzorgen kleven ondertussen een paar teleurstellingen. De huidige eigenaar van het lieve beestje zoekt vanwege zeer trieste omstandigheden, een persoonlijke tragedie gekoppeld aan corona, met spoed een nieuw baasje. Ik dus meteen een paar pionnetjes uitgezet, mijn Blouma ook nog een paar en vervolgens in een mum van tijd hadden wij zeven adressen gevonden. Maar het hondje kan maar naar één adres, en dus heb ik zes mensen blij gemaakt met een dode mus (ik bedoel dus een levend lief hondje). Maar waarschijnlijk zitten alle zeven met die dode mus, want inmiddels blijkt nog een rabbijn op zoek te zijn geweest en kan het dus zijn dat al onze kandidaten buiten de prijzen, het hondje dus, zijn gevallen. Ik begrijp dat het geval met het hondje door u, trouwe dagboeklezer van mij, als verkwisting van tijd wordt ervaren. En wellicht vraagt u zich af of de opperrabbijn niets beters te doen heeft. Als u zo redeneert begrijpt u mijn positie niet. Althans de wijze waarop ik tegen mijn positie aankijk verschilt dan van uw voorstelling van (rabbinale) zaken.

Ik herinner mij een brief van de Lubavitscher Rebbe aan een vrij simpele man uit Amsterdam. Hij had de Rebbe advies gevraagd over het verjaardagscadeau dat hij z’n jongste zus wilde geven.  De Rebbe die dagelijks postzakken met brieven ontving vanuit allerlei kringen der samenleving met vaak de meest ingewikkelde vragen op het gebied van politiek, Israël, educatie, financiën etc., heeft de jongeman twee A4-tjes vol geschreven met uitleg hoe hij voor zijn zus een cadeau moest kopen. Belachelijk? Helemaal niet! Groots, want voor deze man was de kwestie van het verjaardagscadeau net zo belangrijk als voor een hoogleraar een knellende vraag over kernenergie die van belang kon zijn voor de gehele mensheid. En daarom was het zoeken van een nieuw baasje voor dit hondje net zo essentieel en tot mijn taak behorend als een uur onderricht op hoog niveau in de Talmoed of een gesprek met een Minister over een kwestie die de Joodse gemeenschap betreft.  Mijn taak als rabbijn ligt daar waar het (niet bestaande) toeval mij mee in contact brengt. Of het nu de kwestie Ysselsteyn betreft, waarover ik vorige week in mijn column in het NIW schreef, of de International Holocaust Remembrance Day, waaraan ik woensdag jl. een bescheiden bijdrage mocht leveren ten overstaan van meer dan 25.000 deelnemers, of het schilderijtje van Reb Moshe of het hondje dat acuut een nieuw baasje nodig heeft, voor mij behoort dit allemaal tot mijn rabbinale afwisselende baantje.

 

 

Reacties

Populaire posts