Mijn dagboek, mijn therapie?

Gisteren kreeg ik de vraag van een vriend of het dagboek dat ik schrijf ook een soort therapie is voor mezelf. Op zichzelf een goede vraag, die ik goed kan plaatsen en mij aan het denken heeft gezet. Mijn conclusie: het is niet een therapie, waarmee overigens niets mis zou zijn, maar geeft me wel inzicht in mijn eigen functioneren, wat goed gaat en wat beter had gemoeten. Het zwaarst is, zo voel ik dat, dat ik uiteindelijk knopen moet doorhakken, niemand boven me heb, behalve het echte Boven, op wie ik kan terugvallen. Had ik dat dan ooit? Met dankbaarheid denk ik dan terug aan mijn voorganger opperrabbijn Berlinger. Als ik een nare en lastige beslissing moest nemen, waarvan ik wist dat die niet goed zou liggen, kon en mocht ik altijd aangeven dat ikzelf er wellicht anders over denk, maar mijn ‘baas’, opperrabbijn Berlinger, is van mening dat. En dan volgde dus het onaangename bericht. Maar na zijn overlijden in 1985 kon ik me niet meer achter hem verschuilen en moest ikzelf de kastanjes uit het rabbinale vuur halen. Natuurlijk weet ik dat ik een politicus ben en gewoonlijk ook lastige kwesties netjes en aanvaardbaar weet te brengen, maar niet altijd. Want uiteindelijk ben ik rabbijn en geen politicus, sta ik voor waarheid en niet voor leugen. En een rabbijn dient niet zijn eigen mening weer te geven of zich te laten leiden door emoties, maar wij rabbijnen moeten aangeven wat de halaga, de Joodse wet, het Woord van G’d, ervan vindt.

Waarom nu deze ontboezeming? Ik moest een erg vervelend antwoord geven aan een jong rabbijnen gezin dat sinds enige jaren in een kleine Joodse Gemeente werkzaam is ver weg van de Joodse bewoonde wereld. Die jonge rabbijn en zijn echtgenote hadden een klein groepje om zich heen verzameld vanuit de Joodse lokale gemeenschap, vertrouwelingen die hen in alles steunden. Een van hen was een hoogleraar, een nog vrij jonge man afkomstig uit Israël. Zijn niet-joodse vrouw wil Joods worden en ook hij wil volledig Joods gaan leven. En dus word ik van stal gehaald voor advies en wellicht, maar daarover valt nu nog niets te zeggen, aan het eind van de rit een gioer. Maar wat blijkt: de Joodse professor is een kohen, een afstammeling van Aharon de Hoge Priester en het is niet toegestaan aan een kohen om te trouwen met iemand die Joods is geworden. De reden hiervoor is even niet relevant, maar het probleem dus levensgroot, want zelfs als de niet-joodse vrouw Joods zou worden, zou ze niet met hem kunnen trouwen! Maar dezelfde wet die aangeeft dat iets niet kan heeft soms ook mogelijkheden binnen die wet om tot een positief resultaat te komen en aan mij dus de taak en de brede schouders om te zoeken naar mogelijkheden, terwijl de jonge rabbijn en zijn echtgenote in de zenuwen zitten te wachten op mijn verlossende woord en de professor en zijn vrouw nog van niets weten.

Opperrabbijn Berlinger was nog geen dag overleden of een echtpaar waarmee Blouma en ik buitengewoon goed bevriend waren (ze zijn niet meer in leven!) komen mij vertellen dat hun dochter gaat trouwen met een Joodse jongen in Israël. Wat waren ze gelukkig! Beiden overlevenden van de oorlog, hij verzetsstrijder en zij koerier. Ze konden geen kinderen krijgen en hebben toen, direct na de oorlog, een kind geadopteerd, hun enig kind. Of ik even een verklaring wilde schrijven dat hun dochter Joods was. Ik ging, het was de dag na het overlijden van Opperrabbijn Berlinger, bijna letterlijk, door de vloer. Met lood in mijn schoenen ging ik naar hun huis om navraag te doen over haar biologische ouders. Het sloeg in als een bom. Hun dochter was hun kind, officieel geadopteerd, hoe ik het in mijn hoofd durfde te halen, als jong rabbijntje, navraag te doen naar haar (biologische) ouders. Zij waren de ouders. Gelijk dat jonge rabbijnen-echtpaar in een staat van totale ontreddering was gekomen, zo ook had ik dat in 1985. Deze brave goede mensen die ons zo steunden! En nu dit! Wat ik gedaan heb? Eerst uitgebreid gaan dawenen-bidden en smeken aan G’d om mij wijsheid te geven hoe hieruit te komen. Mijn dagboek van eergisteren was getiteld: ben ik rabbijn of detective? Hoe kom ik erachter wie de biologische moeder van hun dochter is/was? Zij wilden mij niets aanreiken, hetgeen ik ook goed begrijp. Ik wilde ze geen verdriet doen, maar de halaga overtreden is niet aan de orde. De details weet ik niet meer, maar via via kwam ik uit bij de Joodse advocaat/bestuurder die inmiddels in Israël woonde en de adoptie had geregeld. Hij kon zich het geval nog erg goed herinneren en heeft mij, uiteraard onder zware geheimhouding, aangegeven wie de biologische moeder was. Een Joodse ongehuwde jonge vrouw die alleen uit de hel van de oorlog was gekomen, hunkerde naar liefde, aandacht en geld en zo in de prostitutie belandde en zwanger was geraakt. Wat een tragedies, wat een verdriet. Maar voor mij was het probleem opgelost en heb ik de verklaring afgegeven, binnen 48 uur na mijn bezoek aan de ouders. Het huwelijk was een gigantisch feest. Kosten nog moeite hadden haar ouders gespaard. Ik was zo blij voor ze. Maar ook intens verdrietig omdat de echte moeder ontbrak. Hoe graag had ik die aanwezig willen laten zijn, maar dat was natuurlijk niet aan de orde, onmogelijk. Was hier sprake van een happy ending? Voor de ouders wel, maar voor de moeder niet. Die wist niet eens waar haar dochter was en zeker niet dat ze onder het trouwbaldakijn stond. Wat kon zij eraan doen dat ze in de prostitutie was beland?

Het speelde in 1985, meer dan 35 jaar geleden. Maar ik ben het niet vergeten. Misschien toch een therapie dat ik het nu aan u toevertrouw?

 

 

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel
Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op
https://niw.nl/category/dagboek/

 

Reacties

Populaire posts