Ik voelde mezelf een rabbinale notaris!

Nadat ik enige tijd geleden er een nieuw baantje bijkreeg als rabbinale-dromenlezer, voelde ik mezelf gisteravond als een soort rabbinale-notaris. Maar laat ik gisteren eerst beginnen met de ochtend. Dr. Fedia Jacobs, geen familie, nam afscheid als psychiater van het Sinai Centrum. Toen hij nog in opleiding was en in Utrecht studeerde heb ik hem voor het eerst ontmoet. Om een decennialang verhaal kort te houden: gisteren was er een symposium vanwege zijn afscheid. Als Jacobs en Jacobs, vergelijkbaar met Jansen en Jansen uit Kuifje, zijn we samen regelmatig opgetreden. En nu stopt Fedia. Hij zal wel verder gaan, maar niet meer als psychiater van het Sinai Centrum. Mijn bijdrage aan het symposium ben ik als volgt begonnen:

“Zelden ben ik gevraagd om een lezing te geven over een onderwerp dat geen enkele uitleg behoeft en waarover dus eigenlijk geen lezing nodig is. Laat ik iets duidelijker zijn: Waar vinden we religie binnen de psychiatrie-vraagteken, is de titel van mijn voordracht.  Antwoord: in het Sinai Centrum bij Dr. Fedia Jacobs! Einde lezing.  Maar omdat als ik nu stop met mijn verhaal de organisatie van dit symposium qua tijd in verlegenheid komt zal ik toch iets meer uitweiden.

Wat is de taak van een psychiater, van een psycholoog, van een maatschappelijk werker en van de rabbijn?

Vader is zijn werk kwijt. Helaas wegbezuinigd na jarenlange trouwe dienst. Hij zit thuis te niksen, gedesillusioneerd. Zijn vrouw wordt gek van hem en de spanning wordt langzaam maar heel zeker groter. Het huwelijk staat op springen. De kinderen worden angstig, krijgen problemen op school…het gezin dreigt gillend uiteen te vallen.

De psychiater komt op bezoek en geeft de vader een kalmeringstablet, de psycholoog ziet een verband tussen de huidige ruzie met zijn vrouw en de gestoorde relatie met zijn moeder in het verleden en stelt een therapietje voor, de maatschappelijk werker geeft aan dat ledigheid des duivels oorkussen is en organiseert zinvol vrijwilligerswerk voor vader en de Geestelijk Verzorger probeert hem uit te leggen dat hij zijn lot moet aanvaarden.

En dus bij afwezigheid van een rabbijn/geestelijk verzorger, zit er een lacune in de behandeling.

 

Nog voor het einde van het geweldig goed georganiseerde symposium moest ik vertrekken naar Amersfoort om daar aanwezig te zijn bij de JNF Experience Event in de Flint waar ik dus eregast zou zijn, zoals me werd medegedeeld door de organisatie. Wat hield dat eregast-schap in? Nadat tegen het eind van het perfect georganiseerde programma alle aanwezigen verzocht werden om middels een invulkaart een donatie te geven, was het aan mij om uit een grote doos een van de ingevulde kaarten te trekken. Degene die ik had getrokken kreeg een reis naar Israël aangeboden. De gelukkige bleek een bekende van het JNF te zijn die eigenlijk nog maar pas terug was uit Israël. Hij had deelgenomen met een Israëlreis van het JNF. Maar helaas, naar ik begreep, was de reis voor hem verre van een belevenis. In plaats van het bezichtigen van het Joodse land, bracht hij het niet verder dan een week lang in quarantaine vanwege Covid. En dus, zo werd mij na afloop door menigeen verteld, had ik de juiste getrokken. Maar even los van het programma was het ook een soort gezellig samenzijn met een duidelijke sociale functie. Een flink aantal leden van Joodse gemeenten waarvan ik een aantal al langere tijd niet had gezien, hebben we ontmoet. Mijn aanwezigheid had dus ook een pastorale functie. Maar los van het functionele vond ik het gewoonweg fijn om mensen te ontmoeten en met een aantal hunner even bij te praten. Leuk voor hen en leuk voor mij. Hetzelfde gold overigens ook voor het Sinai symposium waar ik oud-collega’s ontmoette die ik al vele jaren niet meer had gezien. Intensief heb ik met ze mogen samenwerken, daarna uit het oog verloren en nu dus weer even een reünie. Interessant te zien hoe de meesten mij op de een of andere manier via de media volgden en dus kreeg daar mijn dagboek een voor mij verrassend bijproduct. Een van de medewerkers, die nog een aantal jaren ‘moet’, liet me weten dat onze contacten van meer dan tien jaar geleden, hem nog steeds zijn bijgebleven en tot steun zijn. We spreken hier over een medewerker en niet over een patiënt. Geen idee waarover hij het heeft, maar zo’n opmerking geeft mij kracht en dankbaarheid.

Maar tussen symposium en JNF-event was ik even thuis.  Nadat ik vrijdag, toen ik mijn huis verliet, werd uitgescholden door leerlingen van de school tegenover onze woning en ik demonstratief de school was binnengelopen om mijn beklag te doen bij de directeur, verscheen nu een van de leerkrachten met twee leerlingen en een excuusbrief. Het scheldincident was uitgebreid besproken in de klas en dit was dus nu het resultaat. De school heeft aan dit incident aandacht besteed. Hopelijk zal het thuisfront van de leerlingen ook tot het inzicht komen dat, en ik citeer nu even de excuusbrief, “wij willen aangeven dat wij u en uw geloof zeer respecteren”. 

Dadelijk een vergadering met collega’s rabbijnen en een interview op zoom met een universitair student in een of ander sociaal vak met een Marokkaanse achternaam over hoe het Jodendom aankijkt tegen homoseksualiteit en ander huidige seksuele toppers. Het interview is niet voor een krant of een site, maar voor een werkstuk dat hij moet inleveren. Moet de opperrabbijn zich hiermee bezighouden, vraagt u zich wellicht af. En mijn antwoord is ‘ja’, want de student van vandaag kan de politicus of influenceer van morgen zijn.

 

 

 

Reacties

Populaire posts