Eén medemens is niet minder belangrijk dan honderd!
We waren dus een paar dagen afwezig. In Londen bezochten we een kennis uit Nederland en die vond mijn dagboeken verdrietig. En laat ik nou diezelfde dag een belletje krijgen van een goede vriend die ergens een column had geschreven over het verval van Joods Nederland, de achteruitgang, en hem werd vanwege zijn sombere teneur verweten dat hij ten onrechte een gedeprimeerd beeld schetste. Nou rijst dus bij mij de vraag: schrijf ik somber en zo ja, waarom doe ik dat?
Na een korte zelfdiagnose kwam ik tot de conclusie dat ik de toekomst van Joods Nederland inderdaad nogal somber inzie en omdat dat mij bezorgd maakt schrijf ik daarover dus kennelijk vaker dan ik eigenlijk wil. Het aantal Joden in Nederland blijft constant, er zijn vele initiatieven die zeer lofwaardig zijn, maar omdat de kern steeds zwakker wordt, ook door positief vertrek naar Israël, is het gevolg dat de periferie steeds meer perifeer wordt. En dat observeer ik en dat stemt mij dus kennelijk somber. En omdat mijn dagboek ook, als ik daarover nadenk, een soort uitlaatklep is en misschien wel een stukje therapie (u merkt nu dus even de invloed van mijn 38 jaar Sinai Centrum!) wordt dat opgemerkt.
Doet me even denken aan enige decennia geleden. Aan mij was het om op de afdeling de nieuwe directeur te introduceren aan de bewoners. Ik stelde dus beleefd de nieuwe directeur voor, waarop een van de bewoners spitsvondig opmerkte: dat zeggen ze allemaal de eerste dag!
Waarom dit grapje? Omdat die kennis ook aangaf dat het hem was opgevallen dat er in mijn dagboeken ook humor aanwezig is. Conclusie/zelf-diagnose: lichte neiging naar pessimisme, maar dat weet ik dit te pas en te onpas te compenseren met een grap en een grol.
Dat vreugde en verdriet, optimisme en negatief denken vaak hand in hand gaan, beleefde ik toen ik in Londen, gisteren dus, werd aangehouden door een gehelmde politieagent op de fiets. Naar beste weten beging ik geen enkele verkeersovertreding, maar ik werd wel staande gehouden. Ik meteen braaf mijn raampje geopend, maar dat hielp weinig want hij ging naar het raampje van de bijrijder, Blouma dus. Ik open dus haar raampje en vraag aan de politieman wat ik verkeerd had gedaan, omdat ik me werkelijk van geen kwaad en van geen overtreding bewust was. Mijn snelheid bedroeg ongeveer 10 km per uur, ik reed, ook voor Britse norm, aan de goede kant van de weg en meende niet dat ik in een eenrichting-straat was beland en nu dus spookrijder zou zijn. Na een bijzonder vriendelijke groet kwam het hoge woord eruit: de politieman had opgemerkt dat het stuur van mijn auto aan de verkeerde kant zat. Na een korte uitleg dat dat was omdat mijn auto uit Nederland afkomstig is en daarom niet alleen een NL- kentekenplaat draagt, maar ook ‘het stuur aan de verkeerde kant’ heeft, vroeg hij ons waar we in Nederland wonen. En toen kwam de aap uit de politie-mouw: hij had enige maanden in Utrecht gewoond en had familie in Ede-Wageningen. Na dit aangehoord te hebben en wat uitwisselingen over toeristische plekken op de Veluwe, mochten wij onze reis, zonder bekeuring, voortzetten.
Wat is de moraal (en dan dus speciaal voor mij): niet meteen het ergste denken. De politiebeambte wilde gewoon even een babbeltje maken. En dus, als ik in de toekomst in Nederland wordt gestopt of gefotografeerd door een vriendelijk ogende politieagent, moet ik gewoon positief blijven denken.
Even terug naar Joods Nederland: JEM, Jewish Educational Media, heeft me een video gestuurd. Een buitengewoon inspirerend verhaal. De Lubavitcher Rebbe benadrukt het belang van ieder individu. Ook een mede-Jood in een kleine ver-weg plaats is van onmetelijk belang. Niet denken in getallen en ervan uitgaan dat honderd medemensen belangrijker zijn dan één! En ook moeten we ervan doordrongen zijn dat waar ik me ook bevind, daar had ik moeten zijn. zelfs als ik verdwaald ben. “Alles komt uiteindelijk van Boven!”
En dus, of de kehilla groot is of piepklein, of de gemeenteleden jong zijn of hoogbejaard, begaafd of hulpbehoevend: waar ik mij bevind daar ligt mijn opdracht. En dus moet ik me ervoor waken om somber te zijn over de toekomst van Joods Nederland. De toekomst is leuk van statistieken en wetenschappelijke voorspellingen. Ik en u, wij beiden, leven in het nu, op de plaats waar we ons bevinden en dus ligt daar mijn en uw opdracht.
Er wordt nu omgeroepen dat alle passagiers zich naar hun auto’s moeten begeven. Het is nu woensdagochtend 8:15 uur. We zijn geland in Hoek van Holland. Op naar huis. Om 11:15 uur worden we opgehaald om naar Antwerpen te gaan waar een bijeenkomst is van Nederlandse zakenlui die Israël moreel en financieel steunen. Ik mag ze toespreken en de middag en avond met ze doorbrengen. Hopelijk lukt het me nog om voordien mijn nieuwe bril af te halen want gistermiddag kreeg ik van de opticien een sms dat hij klaar ligt.
Gedurende de coronaperiode en ook daarna houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken op www.niw.nl
Reacties
Een reactie posten