Leg de loelav neer bij het Consulaat der Nederlanden
Woensdag jl. was het de geboortedag van de Baäl Shem Tov. Waar een mens zich ook bevindt, daar ligt zijn opdracht, was een van de slogans van de Baäl Shem Tov. Dat wil zeggen dat al wat ik op mijn levensweg ontmoet een doel heeft. Vaak is dat doel onzichtbaar, maar af en toe merk je wel waarom je waar bent, je ziet je opdracht dan als het ware op straat liggen.
En dus had ik besloten om donderdagavond naar Amsterdam te gaan naar het Spui om aanwezig te zijn bij de presentatie van het boek van David Wertheim. Ik had een persoonlijke uitnodiging gekregen en omdat die uitnodiging mij had bereikt dacht ik: wie weet wat voor nut mijn aanwezigheid kan hebben. Wellicht moet ik daar weer iets voor iemand betekenen. Of kan ik een bijdrage leveren aan iets positiefs, los van de boekpresentatie. Maar ik redde het niet. David, een oud-leerling van mij, heeft een boek geschreven over Joden, hoe er tegen hen wordt aangekeken en waarom te pas en vooral te onpas Joden erbij worden gesleept. Hij heeft mij een tijd geleden per zoom geïnterviewd, dus mijn persoon zal wel ergens wat aandacht krijgen. Ik betrapte me erop dat het me niet zoveel kan schelen hoe ik daar vermeld word, ook als dat zou kunnen bijdragen aan een negatieve beeldvorming. Zal ik tolerant genoemd worden? Modern? Orthodox of ultra-orthodox? We zien het wel, want welke betiteling die mij zal worden toebedeeld hangt meer af van de kijker dan van mijzelf. Hoewel de gedachte dat negatief in de pers verschijnen ook reclame is, niet door mij wordt aangehangen. Het klopt natuurlijk wel, maar toch voel ik me een soort wandelend reclamebord voor Joods Nederland. In de Joodse wet, de Sjoelchan Aroeg, staat expliciet dat een rabbijn geen vlekken mag hebben op zijn kleren, want als hij dat heeft wordt er gezegd: alle Joden zijn vies. Ik voel me dus verantwoordelijk.
En daarom deed het me goed dat de echtgenote van de Honorair Consul van Israël, mijn vriend John Manheim, mij woensdagavond complimenteerde dat ik er weer zo netjes uitzag. Overigens komt dat complimentje op het conto van Blouma, want zij geeft aan wat ik wel en wat ik niet moet aandoen. Woensdagavond was een aantal Nederlandse Joden, vertegenwoordigers van JNF, CIDI, Rabbinaten, JCK, Yad Vashem, etc., uitgenodigd bij de Israëlische Ambassadeur in Scheveningen als de aanloop naar Rosj Hasjana. Dat was een goede en vruchtbare bijeenkomst. Hoe gaan we Israël het komende jaar, wanneer Israël 75 jaar bestaat, vieren. Ik herinner me nog het tienjarig bestaan. Als jongetje van negen liep ik mee in een parade door de straten van Amsterdam. Ik meen me te herinneren dat we langs het Concertgebouw gingen. Als aandenken hebben alle kinderen een plastic bekertje gekregen waarop het wapen van Israël stond afgedrukt. Tijdens het etentje werd aan alle aanwezigen verzocht om ideeën aan te reiken voor de viering. Doel: Israël goed en positief op de Nederlandse kaart plaatsen. Interessant te horen hoe JNF aangeeft dat het vele positieve dat Israel bijdraagt aan de wereld tijdens de viering moet worden benadrukt. CIDI vraag aandacht voor antisemitisme, de vertegenwoordiger van Yad Vashem vindt dat de Holocaust niet onvermeld mag blijven en ik zocht naar een combinatie. Hoe die combinatie er uit moet gaan zien zal ik te zijner tijd gaan bespreken met de ambassade in aanloop naar 75-jaar Israël vieringen.
Wat er verder de revue passeerde? Een bezoek aan een ernstig zieke man, die inmiddels is overleden en een gesprek met een gemengd gehuwd paar dat in de knel zit met de vraag waar te zijner tijd te worden begraven. Hij is Joods, maar zij niet. Maar ook na dit aardse bestaan willen ze graag verenigd blijven. Een dergelijk probleem, maar veel eenvoudiger oplosbaar, was een Joods echtpaar. Hij wil begraven worden in zijn geboorteplaats A en zij in haar geboorteplaats B. Compromis zou kunnen zijn de Joodse begraafplaats in C, waar beiden woonachtig zijn. Maar C gaat het niet worden want beiden voelen daar niet voor. De uiteindelijke beslissing werd dat als hij eerder komt te overlijden hij begraven zal worden in A en zij hem dan zal volgen (na overlijden!) en idem als zij eerder dit aardse bestaan gaat verlaten, dan dus beiden in B. De vraag als beiden tegelijk komen te overlijden werd niet besproken. Ondertussen zijn beiden gezond en sterk en maak ik van deze dagboek-gelegenheid gebruik ze nog vele jaren te wensen en natuurlijk een sjana towa oemetoeka! En die wens uit ik uiteraard aan al mijn dagboekeniers.
Voor ik sluit, nog even een aardig voorval van vrijdag: een van mijn collega’s kreeg een e-mail uit Israël met de vraag of als iemand gedurende Soekot vanuit Israël naar Nederland komt, of er dan problemen kunnen ontstaan vanwege het loelav-stel bij de Nederlandse douane. De dierbare jongere collega heeft de vraagsteller geantwoord om met de opperrabbijn contact op te nemen! Een mooie manier om van een potentieel gezeur af te komen. Na enig kort denkwerk heb ik de vraagsteller, met een CC naar de jongere (en luiere) collega, geantwoord: leg het loelav-probleem neer bij het Consulaat der Nederlanden in Israël (en laat mij met rust!).
Gedurende de coronatijd schrijft Opperrabbijn Jacobs een dagboek
Voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken op haar website.
Reacties
Een reactie posten