Stille fakkeltocht voor vrede

In Apeldoorn wordt jaarlijks op Nieuwjaarsdag een stille fakkeltocht voor vrede georganiseerd. Honderden liepen met een fakkel en vele bordjes worden meegedragen. Bordjes waarop de naam van een land waarin een ernstig conflict speelt: een land in oorlog! Jaarlijks loopt de stoet ook langs de synagoge waar wordt gestopt en ik de meute mag toespreken. Mijn bijdrage was in een mum van tijd gepiept en dat kwam me erg goed uit, want ik kwam aangereden uit Maastricht en moest nog naar Almere. Aangekomen in Apeldoorn om 17:20 uur werd ik keurig en warm (hoewel de sjoel ijskoud was!) door het bestuur van de Joodse Gemeente Stedendriekoek ontvangen. We zaten gezellig te keuvelen toen de echtgenote van voorzitter Rob Lezer, zich afvroeg of de stoet misschien al bij de sjoel was aangekomen. En inderdaad, terwijl wij binnen aan de gezellige koffie zaten, stond de fakkelende meute al met smacht te wachten op mijn jaarlijkse toespraak, die ik overigens nog niet had voorbereid. Buitengekomen kreeg ik een goed werkende microfoon in mijn hand gedrukt, beter dan vorige jaren, en mijn toespraak begon automatisch over Chanoeka, want de veelheid aan vuren deed me daaraan denken en Chanoeka was nog maar minder dan een week voorbij. Waarom weet ik niet, maar Mariupol welde ook op in mijn gedachten. Rabbi Mendel Kohen kreeg daags voor Chanoeka een telefoontje uit Mariupol. De eigenaar van het pand, waarin de sjoel sinds een half jaar was gevestigd, ging kijken wat er van zijn pand nog over zou zijn: slechts de muren hadden standgehouden, binnen was het een grote ruïne.  En tussen het puin bemerkte de niet-joodse eigenaar verstopt onder 70 cm rotzooi, de originele menora van de sjoel. Hij had meteen contact opgenomen met rabbijn Mendel Kohen en aangeboden om op dag één van Chanoeka die Menora aan te steken in de ruïne van de grote sjoel van Mariupol. En aldus geschiedde! Deze ervaring, waarvan ik hoop dat u, trouwe dagboekenier, bemerkt dat u dit al eerder heeft gelezen in mijn dagboek, deelde ik met de aanwezige fakkeldragers en legde ze uit, in zo’n twintig minuten, dat zij met hun vuren vergelijkbaar zijn met de Menora uit Mariupol: licht in duisternis! Want de namen van de landen die ze meedroegen op bordjes, hadden stuk voor stuk te doen met ruïnes, moord, vernietiging, verkrachting, intimidatie, oorlog.

De overgang van Maastricht naar Apeldoorn was groot, en niet uitsluitend vanwege de kilometers. In Maastricht waren wij in Hotel Crowne Plaza waar Freifeld, de koosjere cateraar uit Antwerpen, een weekend had georganiseerd onder mijn ORT, Onder Rabbinaal Toezicht. Praktisch betekende dit voor ons een fijne sjabbat ‘even weg en relaxen’.  Dat toezichthouden is verre van intensief in de Freifeld situatie en een paar toespraken en sjioerim, cursussen, op niveau voor strikt orthodoxe toehoorders is voor mij gewoon fijn.

Een ander soort fijn gevoel dan bij de fakkels in Apeldoorn. Datzelfde fijne Maastrichtse gevoel had ik ook bij een bezoek aan een jongere collega in het buitenland. Een echtpaar dat al decennialang meende Joods te zijn, vindt uit dat er een niet-joodse kink in de Joodse kabel zit. Ik mag dan meedenken, ter plekke, hoe dit halagisch en bovenal emotionele probleem op te lossen, zonder beschadigingen aan te richten en tegelijkertijd uiteraard geheel in overeenstemming met de halaga.  Ondertussen wordt er binnenkort in een Slavisch land een jongetje bar-mitswa. Probleem is dat er geen enkel tastbaar bewijs is dat de moeder Joods is. Een gioer doen is om meerdere redenen geen oplossing, want daarmee geef je aan, bewijs je dus in feite, dat de moeder niet-joods is, terwijl dat ook echt weer niet zomaar gezegd kan worden. DNA komt om de hoek kijken. Is DNA een bewijs? Of misschien nog niet, maar wellicht wel in de toekomst, want DNA-wetenschap staat nog steeds in de kinderschoenen. En als in de verre (of nabije) toekomst DNA meegenomen zou kunnen worden bij de bepaling of iemand Joods is, zijn we dan toch een ras? Terwijl iemand die tot het Jodendom in overeenstemming met de Halaga is toegetreden net zo honderd procent Joods is als een mede-jood met vier Joodse grootouders en daarom kan van een ras geen sprake zijn.

En dus treed ik in overleg met een rabbijn die in die DNA-wereld vertoeft. Er ontstaat een papje van Halaga, gevoelens die gerespecteerd moeten worden, gezond verstand. Ik hoop, zoals ik het papje nu zie, dat er wel een bar-mitswa-feest kan plaatsvinden, op een halagisch verantwoorde manier. En mocht dat Halagisch toch onverhoopt niet lukken, dan moeten we kijken hoe hiermee om te gaan om beschadigingen te voorkomen. Sommige klusjes zijn lastig, maar het leven is vaker gecompliceerd dan eenvoudig en dus blijft er (helaas?) werk aan de rabbinale winkel!

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website.

 

 

 

 

 

Reacties

Populaire posts