de Engel van Mariupol

Als u dit dagboek leest ben ik naar alle waarschijnlijkheid alweer veilig en wel in Nederland terug. We waren namelijk het weekend in Israël. Gezellig, hoor ik u denken, maar dat viel tegen. We waren namelijk  uitgenodigd door Mendel Kohen, de (ex?)rabbijn van Mariupol, om aanwezig te zijn en te spreken op een weekend in Jeruzalem dat hij had georganiseerd voor zijn vluchtelingen, de leden van zijn verwoeste Joodse Gemeente, die veilig en (zeker niet erg) wel Israël hadden weten te bereiken. Wat er precies van mij verlangd werd was me niet duidelijk. Waarom zou ik gaan? De meute, meer dan 150 deelnemers, een drasja geven over de Sidra van de week? Of al iets gaan vertellen over Toebisjwat, het Nieuwjaarsfeest van de Bomen? Of gewoon toehoorder/deelnemer zijn? Het bleef allemaal een beetje vaag wat onze rol/bijdrage zou moeten zijn, maar toch besloot ik de uitnodiging te aanvaarden, een beetje met tegenzin want onze tickets en het verblijf zou betaald worden door derden. Vrijdagavond zou ik, zo werd mij verzocht, tien minuten spreken. Dat wil zeggen feitelijk maar vijf minuten want ieder woord zou vertaald moeten worden in het Russisch, de voertaal van de Oekraïners die ik inmiddels bijna 10 jaar lang twee keer per jaar heb mogen ontmoeten, maar dan wel in hun Mariupol toen de oorlog daar op nog een laag pitje stond. Maar voor het vrijdagavond zou worden, reden we vrijdagochtend om negen uur precies in  twee  kogelvrije bussen vanaf het centraal Station in Jeruzalem naar Chevron, naar de graven van onze Aartsvaders en Aartsmoeders, Ruth en Jisjaj. Uiteraard hadden beide bussen een zwaarbewapende beveiliger aan boord. Eenmaal het veilige deel van Israël verlaten, zagen we bordjes met de tekst “verboden voor Israëlische Staatsburgers”.  Wie werd ook alweer beschuldigd van Apartheid, gonsde het door mijn hoofd?!

Blouma en ik waren uiteraard menig keer in Chevron geweest, maar nog nooit bij het graf van Ruth en van haar zoon Jisjaj, de vader van Koning David. Deels moesten we de weg te voet afleggen omdat B&W Chevron niet erg goed zorgde voor de kwaliteit van de bestrating, hetgeen volgens een Joodse  inwoner van Chevron niet zo verwonderlijk was en paste bij de mentaliteit van de Palestijnse Autoriteit. De straten deden me denken aan de Oekraïense wegen en waren dus voor onze bussen onberijdbaar. Het uitstapje was fijn, goed en inspirerend. Maar contact met de medereizigers was er van nauwelijks tot niet en dus begon ik mij af te vragen waarom ik de uitnodiging van rabbijn Kohen had aanvaard. Omdat we elkaar al bijna tien jaar kennen en ik hem af en toe mag en kan steunen via Christenen voor Israël? Een cadeautje dus voor tien jaar vriendschap? Ik houd niet zo van onverdiende cadeautjes!

Ingaande sjabbat in sjoel tussen het middag- en het avondgebed moest ik dus mijn vijf/tien minuten praatje houden. Bij een toespraak komt het aan op de inhoud en op de presentatie. Een goede inhoud met een slechte presentatie is niets waard. Een waardeloze inhoud met een perfecte presentatie is het natuurlijk ook niet. Wat kan ik deze ontheemden vertellen, waar hebben ze iets aan? Een interessante verklaring op de Sidra? Een of ander minhag, gebruik, waarvan ze wellicht de betekenis niet kennen? Ik gokte het op de vraag van het ‘waarom van ons bestaan”, hoe aan te kijken tegen ons zijn hier op aarde, wat de betekenis zou kunnen zijn van verdriet en bovenal hoe hiermee wel en niet om te gaan. Ik durfde Auschwitz te vermelden…en ook dat er chassidei oemat haolam, rechtvaardigen onder de volkeren, bestaan die licht in duisternis brengen en ik benadrukte dat uiteindelijk niet G’d, niet het leven en ook niet een oorlog te vatten is. Tijdens de sjabbat-maaltijden zorgden we ervoor om alle tafeltjes langs te lopen, allen een persoonlijk sjabbat sjalom te wensen en te vragen naar hun welzijn.

Mijn woorden bereikten doel. Mensen begonnen hun afschuwelijke verhalen te vertellen, ze wilden gehoord worden en vroegen een bracha, een zegen, voor hun toekomst en vooral ook voor het welzijn van hun achtergebleven familieleden, die veelal in het leger zaten of te oud en ziek om te kunnen vluchten. De wreedheid van de oorlog werd voor Blouma en mij steeds meer voelbaar. De moeder die haar vierjarig zoontje moest begraven nadat die door een sluipschutter, terwijl ze het kind in haar armen droeg, was neergeschoten. De jongeman met een stuk metaal in zijn ruggengraat, de oude vrouw die na weken rondzwerven eindelijk in Georgië in het vliegtuig zat op weg naar Israël, maar uit het vliegtuig werd gezet omdat haar been in een metalen spalk zat. Uiteindelijk werd ze vier dagen later door ELAL bevrijd. En duidelijk werd ook de rol van die bescheiden rabbijn Mendel Kohen, de Engel van Mariupol. Duizend en zeventig van zijn contacten heeft hij, vanuit zijn verblijfplaats in Israël, weten te redden. Niet allen zijn ze naar Israël gekomen. Sommigen slechts tijdelijk naar veiliger gebied in Oekraïne omdat hun mannen nog in het leger zaten, enkelen wilden in Europa blijven. Russische soldaten heeft hij weten om te kopen, taxi’s weten in te huren om mensen via sluiproutes uit Mariupol te bevrijden, vliegtuigen weten te regelen, daar waar nodig medicijnen weten te verzorgen voor zieken die te ziek waren om Mariupol te verlaten…

De oorlog lijkt nog niet voorbij, niet in Oekraïne en niet in het leven van de vluchtelingen. Zij hebben allen levenslang gekregen. Ik ben dankbaar als ik iets voor hen heb mogen betekenen. Het was geen prettige sjabbaton, maar het leven is nu eenmaal niet altijd plezierig.

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website.

 

 

Reacties

Populaire posts