Onbenulligheden...

“Hallo Binyomin. Ook in het andere eind van de wereld blijf ik je volgen, wekelijks NIW-digitaal-, dagboek Facebook enz. Je niet opwinden over onbenulligheden schrijf je, ik denk terecht.  Alhoewel het toch meestal geen onbenulligheden in de zin van het woord zijn, zoals het vergeten presentje bij mijn afscheid …” Een reactie op een paar woorden uit een van mijn dagboeken. Jaren en jaren geleden nam een bestuurder afscheid na decennialang zijn Joodse Gemeente als voorzitter te hebben gediend, uiteraard geheel belangeloos. En bij zijn afscheid-kiddoesj had ik hem een presentje beloofd. Helaas was het bij beloven gebleven. En nu, minstens tien jaar later, bovenstaande terechte klacht. Ik had me altijd voorgenomen om geen toezeggingen te doen en ze vervolgens niet na te komen. Toen ik pas rabbijn was geworden en ik een ouder echtpaar bezocht, vertelden ze mij dat rabbijn Drukarch zl. ze ooit had toegezegd om ze te komen bezoeken, maar hij had die toezegging nooit waargemaakt. Mij, zo dacht ik en nam me voor, gaat dat niet gebeuren. Maar de eerlijkheid en realiteit gebiedt me om te bekennen na zoveel jaren, dat ik ongetwijfeld vele toezeggingen heb gedaan en een aantal niet ben nagekomen. Bovenstaande is hiervan een voorbeeld. Wellicht vraagt u zich af waarom ik rabbijn Drukarch vermeld, bij naam noem, hetgeen feitelijk onjuist is omdat de vermelding negatief is en hij zich niet meer kan verdedigen! De reden: omdat rabbijn Drukarch ongetwijfeld toezeggingen zal hebben gedaan die hij niet heeft kunnen nakomen, maar dag en nacht stond hij voor iedereen klaar. Afstanden bestonden niet en geld had voor hem nauwelijks betekenis. Voeg daar nog bij dat hij in de oorlog een verzetsstrijder was geweest…en dus was en is hij voor mij een lichtend voorbeeld hoe een rabbijn zijn positie als rabbijn dient uit te voeren. En als hij dan als ‘bijproduct’ al af en toe een toezegging vergat uit te voeren, dan hoef ik zeker niet verbaasd te zijn als mij dat ook gebeurt. “Maar waarom iets toezeggen, als ik niet zeker weet of ik het kan uitvoeren’, hoor ik u denken. ”Omdat ik op dat moment dacht dat het goed was om die toezegging te doen en daarmee een naaste help en een goed gevoel geef”. Onbenulligheden die onbenullig lijken, maar doordat ze vergeten worden, er dus toch minder zorgvuldig mee wordt omgegaan, bijblijven en irriteren. En dus is de les: wees steeds alert en let vooral op de kleintjes!

Recentelijk werd ik met nog een ‘kleintje’ geconfronteerd. Via Chabad International bereikt mij een e-mail van een neef uit de USA die op zoek is naar het graf van zijn oom. Zijn oom was bewoner van het Apeldoornsche Bosch, zou in 1939 zijn overleden en begraven op de joodse begraafplaats in Apeldoorn. Nu, anno 2023, zoekt zijn neefje, inmiddels hoogbejaard, naar zijn graf en wil dat neefje zelfs naar Nederland komen om het graf van zijn oom te bezoeken. Leest u het antwoord van een vrijwillige onderzoeker van de Joodse begraafplaats in Apeldoorn aan het neefje:

“Your question about the Apeldoorn Cemetery was sent by Rabbi Binyomin Jacobs to Mr. Rob Lezer, chairman of “NIG De Stedendriehoek” which are responsible for the Apeldoorn Cemetery. Mr. Rob Lezer sent your question to me because my wife and I did a lot of research into the people buried at the Apeldoorn Jewish Cemetery. In total around 900 Jewish people are buried there and about 450 graves have gravestones information. That means that about 450 graves have a small gravestone with only a number. After three years of research, we found information about 430 of the people with such a small gravestone with only a number. Your uncle is one of them, number 479. He died on February 16, 1939, at the age of 9 years old.” Ook weer zo’n onbenulligheidje, maar wat voor de een onbenullig lijkt is voor de ander iets belangrijks. Een kind van slechts negen jaar, door ieder en alles vergeten, wordt na 84 jaar door een ‘neefje’ herdacht. Onbenullig? En is de inzet van deze vrijwilliger die in kaart wilde brengen wie onder die 450 nummers begraven liggen, ook onbenullig?

Blouma en ik hebben een bijzondere ontmoeting gehad met een ver familielid van Blouma. Het betrof de dochter van de broer van de oma van Blouma. Vanuit ons Hotel in Jeruzalem worden we door onze chauffeur naar haar flatje gereden. Een indrukwekkende ontmoeting. Drieënnegentig jaar oud met een vitaliteit van een gezonde zestiger. Ook haar twee jaar jongere broer was gekomen om ons, voor het eerst van hun en ons leven, te ontmoeten. Er ontstond een gesprek over familie uit de voormalige Sovjet-Unie, herinneringen, verhalen, anekdotes. Namen komen boven van broers en zusters, van grootouders en overgrootouders. Broers, zusters, neven en nichten waarvan bijna niemand het bestaan meer wist. Gestorven door honger en uitputting en ergens in een massagraf beland, als kleine kinderen of als tieners. Sommigen onderweg overleden ‘op weg naar Palestina’. Niemand kent ze meer en slechts weinigen hebben überhaupt van hun bestaan geweten. En daar zaten we dan op een flatje in Jeruzalem en kwamen namen boven, werden volledig onbekenden vermeld en kregen ze weer heel even een naam: ook weer zo’n onbenulligheid? Ik moest mijn tranen bedwingen van emotie en was dankbaar voor de ontmoeting. En ondertussen sloeg mijn Blouma alle gegevens op in haar misjpologische bijna fotografische geheugen. Onbekenden kregen weer even een plaatsje, gelijk die oom van negen jaar oud, nummer 479, op de Joodse begraafplaats in Apeldoorn

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website.

 

 

 

 

Reacties

Populaire posts