Man bijt hond.

Interessant te zien en te horen dat velen mij benaderen en bemerken dat ik zoveel reis. Klopt dat? Ja en nee. Ik reis echt veel meer tijd niet, dan wel. Alleen als ik niet reis en gewoon een dag normaal thuis achter mijn computer of telefoon zit te werken of mensen thuis ontvang, is dat niet echt vermeldenswaard. "Ik heb eergisteren bijna vijf uur gewerkt aan de column die aanstaande donderdag online verschijnt!" Zo'n opmerking interesseert toch niemand! En dus vermeld ik deze vijf uur vergende activiteit niet in mijn dagboek. "Man bijt hond' is nieuws en boeit lezers. "Hond bijt man", is niets bijzonders en komt dus niet in de krant. Dat er meer honden mensen bijten dan mensen honden doet hier niet aan af. En dus schrijf ik in mijn dagboek uitsluitend gebeurtenissen waarvan ik aanneem dat die iets interessants vertellen waarmee u, geachte dagboekenier, gemotiveerd blijft om mij te blijven volgen. Maar, zo vraag ik mezelf nu dan even af, waarom zou u mij moeten volgen? En dan duik ik mijn moderne geschiedenis in. Helemaal aan het begin van de coronatijd, toen ik geen mensen kon bezoeken en geen cursussen mocht geven, de sjoels gesloten waren (behalve dan de tent-sjoel in onze tuin), werd ik benaderd door het Joods Cultureel Kwartier met de vraag om een dagboek te gaan schrijven onder de titel: 'Opperrabbijn in coronatijd.' Corona is voorbij, maar mijn dagboek is gebleven omdat ik ben gaan inzien dat ik met dit dagboek mensen bereik, ze iets Joods kan meegeven en ook door het schrijven, dus door het contact, sneller bereikbaar ben. En dat snellere bereikbaar-zijn is de uitgestoken hand die mijns inziens een rabbijn altijd zichtbaar moet maken. Er zijn voor de ander als hij, zij (of 'het') je nodig heeft. Maar dan moet de ander wel de weg naar de rabbijn kennen en dus moet de uitgestoken rabbinale hand altijd zichtbaar zijn.

Dit voorwoord sluit mooi aan bij een onplezierige ervaring die ik gisteren had. Eergisteren kreeg ik een uitnodiging om gisteren aanwezig te zijn bij de uitreiking van een postume Yad Vashem onderscheiding, de erkenning van een niet-jood die met gevaar voor eigen leven Joden heeft gered. Helaas kon ik daar niet naartoe omdat de uitnodiging mij dus veel te laat bereikte en ik andere verplichtingen was aangegaan die ik niet zomaar een dag van tevoren kon afzeggen of verplaatsen. De uitnodiger betreurde dat want hij had graag gezien dat ik een Jizkor, een herdenkingsgebed, zou uitspreken, dus een Joods-religieuze bijdrage zou leveren. Op mijn vraag/opmerking dat ik in het verleden bij iedere Yad Vashem plechtigheid werd uitgenodigd en de laatste jaren bijna nooit meer, kreeg ik als antwoord dat niet iedereen een religieuze bijdrage tijdens de plechtigheid verlangt. En om dit antwoord, waarin een misverstand besloten ligt, te weerspreken, kan ik perfect mijn dagboek gebruiken. Want de idee dat een rabbijn uitsluitend religieus is en dat hij met zijn aanwezigheid bij een Yad Vashem plechtigheid een religieuze bijdrage moet leveren, is mijns inziens onterecht. Bij een Yad Vashem plechtigheid zijn aanwezig de niet-joodse familieleden/nazaten van de persoon die geëerd wordt, nazaten van de geredde Joden, de ambassadeur of vertegenwoordiger van de Staat Israël die de onderscheiding uitreikt en de vrijwilligers van Vrienden van Yad Vashem Nederland. Maar in principe is 'gewoon' Joods-Nederland niet aanwezig en daarom vind ik mijn aanwezigheid belangrijk.  Ik zie er met hoed en baard Joods uit en als ik een kort (of lang) toespraakje houd, hoort iedereen dat ik Nederlander ben. En dus sta ik daar als vertegenwoordiger van Joods-Nederland. En daarom wil ik graag aanwezig blijven en niet worden afgeserveerd omdat ik religieus ben. Ja, ik ben religieus, maar ook cultureel en ook Nederlands-Joods en ook van geboorte door-en door Nederlander. Ook de oorlog, die ik GZD niet heb meegemaakt, heeft, als generatie van direct na de oorlog, invloed gehad op mijn leven, mijn doen en  laten. En dus denk ik dat mijn aanwezigheid bij Yad Vashem goed is.

Doordat ik de generatie-van-na-de-oorlog ben, heb ik veel met herdenkingen en ben nu al druk bezig met 4/5 mei. Niet uitsluitend om ervan te leren, zeker niet vanwege Bevrijdingsdag, maar primair om stil te staan bij de 80% van mijn familie die vermoord werden, wiens bezittingen werden onteigend en die zorgen voor vele lege plaatsen op Joodse begraafplaatsen.

Gisteren is bij mij thuis een podcast opgenomen in verband met de komende 4/5 mei over antisemitisme, de oorlog en de schuldbelijdenis vanuit de christelijke kerken. Ds. Pieter de Boer, Jeffrey Schipper, journalist van de grootste christelijke website www.cvandaag.nl , en mijn persoontje. We hebben voor de opname begon afgesproken dat Jeffrey ons met 'u' aanspreekt, wij Jeffrey met 'je en jij' en wij elkaar doen gewoon, hetgeen gezien onze vriendschap betekent: 'jij en je' (een variant op 'je en jij'). Vanochtend een opname-voorbespreking voor een Tv-uitzending op NPO-2, ook rond 4/5 mei, en een afspraak gemaakt voor een toespraak-on-line vanwege een Iftar in Arnhem waar ik niet aanwezig zal zijn vanwege Pesach. Veel publiciteit dus, representatie, goodwill kweken. Of al die publiciteit echt nodig is? Of het een wapen is tegen antisemitisme? Of het juist is dat ik als rabbijn te regelmatig in de niet-joodse wereld vertoef?  Ik weet het niet, maar contact met de ons omringende samenleving is mijns inziens van groot belang en ik vind het nog leuk ook!

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

 

 

 

Met vriendelijke groet,         

בברכת כל טוב

Binyomin Jacobs,  opperrabbijn     בנימין יאקאבס 

 

 

Reacties

Populaire posts