10 mei 1940

“We gaan eraan”, zijn de woorden van mijn opa Siegfried de Leeuw uit Steenwijk die op tien mei, de dag van de Duitse inval, jaarlijks door mijn hoofd gonzen. Vanaf mijn zeer jonge jaren vertelde mijn lieve moeder mij ieder jaar weer dat op 10 mei mijn opa Siegfried, toen hij de Duitse vliegtuigen zag overvliegen, zijn handen ten hemel richtte en uitriep: “Mijn G’d, we gaan eraan…”. Wonderwel hebben opa en oma met hun drie kinderen de oorlog overleefd dankzij Wiersma, de politieagent uit Boskoop, het verzet in Friesland leidde en honderden Joden heeft laten onderduiken., waaronder mijn moeder. Voor zover ik me herinner had mijn opa Siegfried al zijn kinderen een zak met geld gegeven en tegen hen zei, toen het duidelijk was dat er ondergedoken moest worden: neem dit geld en vind je weg. En dus, zo vertelde mijn moeder mij naar ik me herinner, liep mijn moeder van Steenwijk naar Wolvega alwaar ze haar eerste duikadres vond. Hoe ze dat adres heeft gevonden, weet ik niet. En hoe en waarom ze vanuit dat adres naar vele anderen plaatsen werd overgeplaatst, is me nooit verteld. En ik heb het haar ook nooit gevraagd.

Toen ik maandagavond, ingaande Lag Ba’omer, aanwezig was op het schoolplein van het Cheider voor het aansteken van de vreugdevuren en ik zag en hoorde het jongenskoor dezelfde liederen zingen die ook in Miron, op datzelfde moment, gezongen werden, welden plotsklaps bij mij de emoties op.  Am Jisraeel Chaj. Ondanks alles zijn we er nog, ook in ons Nederland.

Doordat ik een veelheid van herdenkingsplechtigheden heb bijgewoond in de achter ons liggende weken, kreeg ik, dit jaar veel vaker dan andere jaren, de vraag of ik van mening ben dat Joden Nederland zouden moeten verlaten en op aliya moeten gaan naar Israël. “En wanneer gaat u zelf. Hebt u al plannen?” Van kinds wijs af aan stond het voor mij als een paal boven water dat in Israël mijn toekomst zou liggen. Mijn kamer hing vol met JNF-posters die mijn vriendje Lex van Straten voor mij wist te regelen want zijn opa Wolf, die bij het JNF werkte, kon die makkelijk krijgen. Maar hoewel ik vanaf 1975 in Nederland mijn rabbinale inzet (hopelijk naar eer en geweten) voor de resten van Joods Nederland gebruik, hield ik steeds vast aan mijn verlangen om na mijn pensionering in Israël te gaan wonen. Maar inmiddels ben ik bijna de tien jaar na mijn pensioengerechtigde leeftijd gepasseerd en zit ik nog steeds in mijn Nederland, het land van mijn ouders, grootouders, overgrootouders en nog een aantal generaties voor hen. Ik ben daarover niet blij. Maar naar Israël verhuizen en daar achteroverleunend genieten van mijn oude dag, past niet zo erg bij mij. En bovendien was de Lubavitcher Rebbe, van wie ik een volgeling ben, de mening toegedaan dat rabbijnen niet met pensioen horen te gaan. En dus mag ik nog steeds me inzetten voor Joods Nederland.

In Leeuwarden werden postuum op drie mei aan vijf echtparen de Yad Vashem medaille uitgereikt, ik had er uitgebreid over geschreven in mijn vorige dagboek. Wat ik nog niet had vermeld was dat ook bij die bijeenkomst ik meerdere malen werd geconfronteerd met de vraag: blijft u nog in Nederland? Wanneer vertrekt u naar Israël?

Voorafgaande aan de feestelijke bijeenkomst op het Cheider, was ik in de Uilenburgersjoel, aan de Uilenburgerstraat in Amsterdam. Hier was eens de Jodenbuurt en hierheen moesten in de latere oorlogsjaren alle Joden verhuizen. In de sjoel vond de presentatie plaats van “Canon 700 jaar Joods Nederland”. Als ik het goed begrepen heb was het de bedoeling van deze prachtige heruitgave, om met name de huidige Joodse jeugd te bereiken en ze bewust te maken van hun verantwoordelijkheid om Joods Nederland overeind te houden, gebaseerd op het rijke Joodse leven van voor de oorlog. JMW, organisator van deze bijeenkomst, wil proberen te bouwen aan een Joodse toekomst in Nederland, een nobel streven en geweldig dat het geprobeerd gaat worden. Maar of het realistisch is, betwijfel ik. Ik denk dat als we Joodse kinderen willen redden we het advies moeten geven om te vertrekken, helemaal nu ook hier in Nederland het antisemitisme sterk groeit: Am Jisraeel Chaj-het Joodse volk leeft, maar of dat ook van Joods Nederland gezegd kan worden, durf ik, helaas, te betwijfelen. Ik hoop dat ik het helemaal verkeerd zie.

En toen was ik maandagavond om 21:00 uur op het Cheider en hoorde ik het indrukwekkende Cheider-koor. Ik zag mijn kleinkinderen zingen, het was als een licht in duisternis. En toevallig ben ik deze week benaderd om twee choepot te geven en vind er ook binnenkort een derde Nederlandse Choepa, huwelijksinzegening, plaats in Israël. Maar als we helaas in heel Nederland afgelopen jaar niet meer dan 15 choepot hebben gehad…waar is dan de toekomst?

En toch heb ik een contract voor onbepaalde tijd en zal ik dus tot de laatste Jood Nederland heeft verlaten, hier moeten blijven.

En toen hoorde ik weer de Cheider-jongens zingen en besefte dat er ook veel initiatieven worden ontplooid om jongeren en ouderen bijeen te krijgen. Dat er ondanks alles overal Joodse Gemeenten hun uiterste best doen om bijeenkomsten te organiseren, op vele plaatsen in Nederland de vreugdevuren vanwege Lag Ba’omer en BBQ’en werden georganiseerd. En dus besef ik dat ik misschien minder pessimistisch moet zijn.

Binyomin, zeg ik tegen mezelf, je hebt gewoon een kater na al die herdenkingen, na de tig-keer een minuut stilte, na de kransleggingen, de Jizkor ’s met de namen van de concentratie- en vernietigingskampen en voor de zoveelste keer Kadiesj… Pessimisme deugt niet. Uiteindelijk komt alles van Boven, ook de moeizamere tijden. En natuurlijk: ook in ons calvinistische kikkerlandje Nederland houden we gewoon ons Jodendom in stand.

 

 

Reacties

Populaire posts