Dagboek 13 augustus 2023:

Die kleine aankondiging in het NIW dat ik ben benaderd om voor Europa zitting te nemen in een speciaal Beth Din van de RCE, Rabbinical Center for Europe, met betrekking tot het uitzoeken van gecompliceerde gevallen van wel/niet Jood-zijn, is kennelijk niet onopgemerkt gebleven. Sinds die aankondiging word ik duidelijk vaker benaderd door mensen die denken dat ze Joods zijn, maar het niet kunnen aantonen. Het wordt dan voor mij een soort detectiveverhaal. Het gecompliceerde is om het kaf van het koren te scheiden. Het kaf van het koren?? Wat bedoelt Jacobs, hoor ik u denken.

Recentelijk las ik ergens dat zich tussen de vluchtelingen uit Oekraine ook een aantal terroristen bevinden van IS die zijn ‘verkleed’ als Oekrainers, zich in Nederland nestelen en op een bevel wachten om vanuit hun slapende zielige bestaan wakker te worden om hun dodelijke opdracht uit te voeren. Waarom ik hierover schrijf? Laat ik heel duidelijk zijn: steeds vaker word ik benaderd door kleinkinderen, die inmiddels de middelbare leeftijd al ruimschoots zijn gepasseerd, dat ze van hun grootmoeder op haar sterfbed hebben vernomen dat ze Joods zijn. Meestal kloppen die verhalen en zijn ze op de een of andere manier aantoonbaar, ook als documenten ontbreken. Heel soms echter is niets aantoonbaar en dan is er een probleem. De persoon gelooft in zijn of haar Joodse afkomst, maar halagisch kan ik er niets mee. Maar de reden dat ik dit nu aan mijn dagboek (op dit moment nachtboek) toevertrouw is vanuit zorg. Enige weken geleden had ik contact met een vluchtelinge uit Iran die beweerde Joods te zijn. De door en door goede en vrome Joodse vrijwilliger, met een professionele maatschappelijk-werk-achtergrond, die haar begeleidde en vanuit medelijden veel tijd in haar investeerde is mijns inziens vanuit zijn naïviteit onverantwoord bezig. De vluchtelinge kwam inderdaad erg zielig over , beschikte over geen enkel bewijs van haar joodse afkomst, maar deed wel aan de Joodse tolk, die ik had ingeschakeld, haar beklag over mijn optreden. Ik was te direct met mijn vragen hetgeen haar deed denken aan de religieuze politie die haar in Iran eens had opgesloten en uitgebreid met dwangmiddelen had ondervraagd over haar on-islamitische gedrag.

Nadat ze vetrokken was viel ze op straat flauw, zo liet de vrijwilliger mij achteraf weten. Volgens hem was dat erg zielig en toch wel een teken van haar oprechtheid. Overigens accepteert hij de on-bewijsbaarheid van haar Jood-zijn. Of hij wel of niet haar verder gaat begeleiden, weet ik niet. Mijn grote zorg is echter dat als ze niet-joods is, waarom ze zich voor Jodin wil voordoen. Om ergens bij te horen? Omdat ze gestoord is? Om sneller in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning in Nederland? Om met mijn rabbinale verklaring naar Israël te kunnen gaan? Of is er sprake van poging tot infiltratie binnen de Joodse gemeenschap met kwade bedoelingen? In het AZC waar ze zich zou bevinden wordt ze door Palestijnen die daar dus ook zitten, naar haar zeggen , getreiterd vanwege haar Jood-zijn. Of dit klopt is voor mij heel eenvoudig te controleren. Zitten er überhaupt Palestijnse vluchtelingen in dat AZC en zo ja, hoe weten die Palestijnse vluchtelingen dat onze Iraanse een Jodin is als ieder bewijs in deze ontbreekt? En dus wacht ik al veel te lang om van de vrijwillige maatschappelijke begeleider te horen wat haar juiste naam is en waar ze zich bevindt. Wat de spoed is? Wel, als ze aantoonbaar creatief omgaat met de waarheid wordt alertheid, om het even zachtjes uit te drukken, wel vereist! Ben ik te wantrouwend? Misschien wel, maar haar flauwvallen was voor mij totaal geen bewijs van haar oprechtheid en ook de tolk vertrouwde haar voor geen cent.

Het is dus de vakantieperiode. Stiller dan gewoonlijk wat betreft mijn rabbinale inzet.  We gaan dadelijk met onze kleinkinderen weer naar de Dierentuin. Ons uitstapje met schoonzoon en dochter uit Londen naar Giethoorn vorige week was geweldig fijn. Opvallend was het aantal Israëlische toeristen, bootjes vol. Maar ook, en dat realiseer ik me steeds vaker, met ons zichtbaar Jood-zijn hebben we ook een PR-taak/opdracht voor de Joodse gemeenschap en dus ook voor Israël.  Als een Jood zich onverhoopt in het publieke domein misdraagt, dan schaadt dat de Joodse gemeenschap in haar volle breedte. Maar het tegenovergestelde geldt natuurlijk even zozeer. Goed gedrag valt ook op en heeft ook zijn (positieve) effect. En dus probeer ik zoveel mogelijk te groeten en ga ik graag een praatje aan. En zo kwamen we in de winkel van de pottenbaker terecht. En terwijl mijn dochter alle potten aan het bekijken was en er zelfs een heeft gekocht, stonden mijn Blouma en ik gezellig te kletsen met de verkoper. Hij bleek een Hoogleraar te zijn en zich bezig te houden met de farmaceutische industrie en het gebruik van medicijnen. Hij doceert regelmatig in China en in Groningen en zijn baantje als verkoper van de sierlijk gebakken potten was zijn vrijetijdsbesteding. En van het een komt het ander en dus spreken we over Israël, over de Joodse gemeenschap in Nederland en over zijn mogelijk Joodse afkomst, want zijn oma…

Teruglopend naar de parkeerplaats passeerden we een winkel die uitsluitend kaas verkocht. Een verkoopster in traditionele klederdracht stond voor de deur kaas, kaasschaven, kaasplanken en alles wat met kaas en Nederland te maken heeft te verkopen. Nadat Blouma een kaassnijmes, niet te verwarren met een kaasschaaf, had gekocht vroeg ze aan de verkoopster waar ze haar traditionele kapje had gekocht. Om mij niet duidelijke reden wilde Blouma namelijk ook zo’n kapje voor zichzelf aanschaffen. Het antwoord van de verkoopster in originele klederdracht: in een carnavalswinkel!

Na Giethoorn terug naar huis. Maar, nog wel even langs Steenwijk naar de Joodse begraafplaats waar mijn grootouders liggen. Hoewel ik heel eenvoudig gewoon de bordjes Steenwijk had kunnen volgen en in Steenwijk weet ik de weg wel naar de Joodse begraafplaats, wilde ik het via mijn GPS doen. Resultaat: ik kwam aan bij de Joodse begraafplaats in Pol. Kennelijk werd er van Hogerhand beslist dat ik ook daar een paar tehillim – psalmen uitspreek. Overigens , hoewel ik meen zeer bekend te zijn met alle uithoeken en ver-weg plaatsen binnen Joods Nederland, was deze Joodse begraafplaats voor mij nieuw.

Tien minuten later kwamen we aan in Steenwijk, de geboorteplaats van mijn moeder en vele generaties voor haar. Om de begraafplaats op te kunnen heb ik gebeld naar een van de vrijwilligsters die geheel belangeloos de begraafplaats onderhouden. Meteen kwam ze naar de begraafplaats met de sleutel. Niet alleen doet zij met de groep vrijwilligers het onderhoud, maar ook het in-kaart brengen van alle graven, de geschiedenis van de Steenwijkse Joden bekendheid geven, zorgen dat de Joodse gemeenschap niet wordt vergeten. De gedrevenheid en liefde om de begraafplaats zo waardig mogelijk te behouden, was me uiteraard al vele jaren bekend, maar ter plekke zijnde voelde ik het weer heel sterk en vervulde het mij met grote dankbaarheid. Feilloos wist ze al mijn voorouders te benoemen en hun graven te tonen. Haar vader, zo vertelde ze, was een vriend geweest van mijn moeders broer Louis. Ik had haar al vaker getroffen bij herdenkingen en lezingen, maar nu voor het eerst een persoonlijk gesprek. Fijn, om de betrokkenheid van deze niet-joodse vrouw te voelen.  Geweldig om haar kennis over de foute houding van B&W in de oorlog, haar succesvolle inzet met een groepje gedreven vrijwilligers en de intense steun van de huidige burgemeester te mogen vernemen.  Op de begraafplaats zie ik vele generaties De Leeuw (mijn moeders meisjesnaam), Slager, Van der Horst, De Groot, Stokvis en nog een aantal bekende Steenwijkse families over wie mijn moeder mij vaak vertelde. Maar ik zie ook de vele lege plaatsen waar Joodse Steenwiekers zo graag normaal begraven hadden willen worden.

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

Reacties

Populaire posts