Het waren me wel een paar daagjes!

Woensdag de hele dag in Berlijn geweest. Nou ja, hele dag? De ene helft van de dag in taxi’s, vliegtuigen en luchthaven lounge en de andere helft rabbinaal advies aan een lokale rabbijn met als doel een familie die zich in een lastige situatie bevond, eruit te halen. Resultaat? Operatie volledig geslaagd!

En toen donderdag: Blouma en ik naar de film. Klinkt gezellig, maar was dat absoluut niet. Veertig jaar had Hans Knoop aan de geschiedenis van de Joodse Raad gewerkt en nu dan een verfilming van het drama van toen: “De Joodse Raad”.  Minstens net zo goed en belangrijk als “de zaak Menten”.  Alleen de zaak Menten was voor mij een schoolvoorbeeld van corruptie. Los van de moord op Joden van toen toonde deze schandalige kwestie hoe ook na de oorlog deze crimineel met geld wist weg te komen en een scala aan toppers voor zijn criminele karretje wist te spannen.

Maar “De Joodse Raad” reikte helaas veel en veel dieper. Nog nooit heb ik een film over het verleden, zo op het nu betrokken. Het was muisstil in het auditorium van de EO. Ik weet honderd procent zeker dat alle aanwezigen precies hetzelfde voelden en beleefden. Ik begreep dat ik ongenuanceerd had aangekeken tegen mensen die misschien ook wel een piep klein beetje aan zichzelf dachten, maar zeker geen egoïstische schurken waren wier enige doel zou zijn geweest om zelf te overleven en het proletariaat naar de hel te sturen. Een aanwezige kleinzoon van een van de hoofrolspelers die ik meerdere keren had ontmoet en met een scheef oog aangekeken vanwege zijn grootvader, was ook aanwezig, keek mee en beleefde hetzelfde gevoel als ik, alleen vanuit een iets andere positie. Wil ik in maart de hele serie gaan bekijken of is voor mij de gedeeltelijke voorvertoning wel genoeg? Ik weet het nog niet. Naar Auschwitz wilde ik ook nooit gaan, omdat ik in het Sinai Centrum al genoeg had gehoord. Dus misschien ga ik toch uiteindelijk wel alle afleveringen bekijken, als ze dan inderdaad vertoond zullen mogen worden van de publieke omroep. Waarom niet, hoor ik u denken. Wel, sommigen zullen wellicht aanstoot nemen aan deze geschiedenis omdat Israël…en dus de Joden...en Gaza...en zielige Palestijnen en Hamas.

Een select gezelschap was aanwezig bij de voorvertoning van de film “De Joodse Raad” met als hoofdrolspelers de voorzitters Cohen en Asscher. Ze hadden het, achteraf bezien, dramatisch verkeerd aangepakt, want de oorlog duurde veel langer dan verwacht en het pappen en nathouden werkte, ook weer achteraf bezien, uitsluitend in het voordeel van de bezetter.

Maar hoewel er nu geen Joodse Raad bestaat, zien we wel op vele plaatsen ‘burgemeesters in oorlogstijd’. Antisemitische demonstraties worden getolereerd. Oproepen tot de vernietiging van Joden mag omdat het wel zo bedoeld wordt, maar juridisch niet zo begrepen. Stolpersteine worden maar even niet onthuld, omdat dat pijnlijk zou zijn voor de Moslims. En een overlevende van de oorlog durft geen lezing meer te geven op scholen omdat te veel leerlingen met een niet-Nederlandse achtergrond (ik druk me netjes uit) messen bij zich hebben. Een voorzitter van een Joodse Gemeente zou met mij een etentje hebben in Antwerpen, maar haakte af, te riskant.

Maar juist in duisternis is licht veel zichtbaarder, zelfs een heel klein (Chanoeka) vlammetje. Orthodox en (nog) niet-orthodox, halagisch wel of halagisch niet-Joods: er heerste een diep gevoel van verbondenheid in die filmzaal. De handdruk die de kleinzoon van Cohen mij gaf sprak boekdelen. We gaan samen strijden, eenheid is ons krachtigste wapen, Am Jisraeel Chaj.

En toen kwam vrijdag. Met een banner stond ik zonder rotte tomaten, zonder vlagvertoon, zonder een woord te zingen of te brullen heel vredig en ietwat naïef voor de ingang van het congrescentrum De Wereld in Lunteren waar de Synode van de PKN bijeen kwam. De verhouding met Israël zou ter sprake komen. Laat ik vooropstellen: ik verdenk de PKN in de verste verte niet van antisemitisme, maar ben wel bevreesd dat ze zich onder druk te neutraal opstellen. Ik zal geen oude koeien uit de sloot halen, maar het gegeven dat antisemitisme en antizionisme al dan niet terecht synoniemen zijn geworden wordt niet door alle synodeleden gevoeld. Hierbij dus mijn korte vrijdagochtend avontuur: ik stond rechts van de ingang om 9:15 uur met een banner waarop de tekst “Laat Israël niet alleen staan” voor de ingang van het congrescentrum samen met de honorair consul van Israël. Na enige minuten werd ons verzocht door een mevrouw van het congrescentrum om het terrein te verlaten. Aan deze oproep gaven we braaf gehoor en stelden ons op buiten het terrein voor de ingang van het hek. Toen verschenen twee potige kerels die ons verzochten om ook daar te vertrekken want wij hadden geen toestemming om te demonstreren. Dat weigerden wij want wij stonden op de openbare weg en er was geen sprake van een demonstratie en toen werd ter plekke de politie gebeld omdat wij op 27 cm voor het hek stonden. Vele synode deelnemers, niet alle, staken enthousiast hun bemoedigende duim op toen ze voorbij reden en mij zagen staan. Om 9:50 uur moest ik de plaats delict verlaten vanwege een lewaja-begrafenis in Aalten. Om tien uur, toen Roger van Oordt zijn banner en de mijne aan het inpakken was, want het congres was begonnen, verscheen de politie en werd Roger om zijn ID gevraagd. Omdat Roger, de honorair consul, een diplomatiek paspoort heeft kon de politie niets ondernemen, bleef uiterst vriendelijk en heeft geholpen met het inpakken van de banners. Heeft ons stille protest geholpen, ik denk van wel. Aardig trouwens dat ik later op de dag een telefoontje kreeg van de secretaris van de PKN die inmiddels had begrepen dat ik was opgepakt (en waarschijnlijk dus de sjabbat in verzekerde bewaring zou mogen doorbrengen.)

Ach, denk ik dan, laat af en toe ook maar de humor overheersen, zelfs als het antisemitisme dreigender en dreigender wordt. Op vrijdagavond, tijdens de sjabbat-maaltijd, meenden we Free Palestine te horen voor ons huis. Ik meteen naar het kijkgaatje in de voordeur en ja hoor, een groepje mede-Nederlanders van Islamitische afkomst.

Ik stop met dit dagboek want we gaan naar Ysselsteyn, vanwege Volkstrauertag, naar de begraafplaats waar gewone Duitse soldaten liggen, SS’ers van het allerlaagste allooi, Nederlandse collaborateurs en ook een Joodse Duitse soldaat. Ik ga nu niet uitwijden over Ysselsteyn en mijn rol in deze kwestie. Maar ik zal daar zij aan zij staan met mijn vriend de ambassadeur van Duitsland hier te lande en vertegenwoordigers van de Duitse en Nederlandse overheid. Doel van mijn aanwezigheid en participatie: ”We mogen het verleden niet vergeten om te voorkomen dat hetgeen nooit had mogen geschieden, de kans krijgt om weer te gebeuren.”

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

Reacties

Populaire posts