dagboek 28 febr. 2024

Er is iets nieuws ontstaan dat er, althans voor mijn gevoel, niet eerder was. Als ik op sjabbat, zichtbaar Joods als ik ben, naar sjoel loop dan is het inmiddels de minhag, het gebruik, dat ik word nageroepen met woorden die geen pijn doen, maar wel pijnlijk bedoeld zijn. Toeterende auto’s met wel of niet openende raampjes die het getoeter begeleiden met schreeuwende Arabische kreten die ik meestal niet eens kan verstaan, behoren inmiddels tot het normaal. Maar nieuw is dat tot voorkort de uitschelders alleen jongens waren, maar sinds sjabbat jongstleden ook Moslima’s mij nastaren en trakteren op boze blikken. Verbale uitingen van haat heb ik nog niet kunnen onderscheiden, maar het is niet gezegd dat die er niet waren, maar gezien de afstand niet door mij werden gehoord. Ik kom in sjoel aan en bij de kiddoesj verneem ik dat ook een andere sjoelganger de eer te beurt is gevallen om sinds zeer recentelijk door jonge Islamitische dames te worden nagescholden. In ieder geval heeft het feit dat ook dames nu naschelden ook een positieve kant. Al jaren probeer ik erop te hameren dat vluchtelingen die we in Nederland binnen laten komen omdat ze in hun eigen land vervolgd worden, voorzien moeten worden van brood, bed en bad, maar ook van een vierde B, namelijk de B van basisnormen. En tot die basisnormen behoort:  geen Joden, christenen of medemensen met een andere geaardheid discrimineren. Maar ook afstand nemen van de visie dat vrouwen gebruiksvoorwerpen zijn.  Nu dus niet alleen heren, maar ook dames ons Joden naschelden, is dat voor ons niet gezellig, maar wel een positieve stap in de richting van de gelijkwaardigheid van man en vrouw. Een beetje positief denken in een wereld die vaak erg negatief eruitziet, kan geen kwaad!

Voordat ik maandag naar Rome vloog, waar ik de paus volgens afspraak niet heb ontmoet, mocht ik in Congrescentrum de Krekel in Nijkerk een kleine 250 man (en vrouw) toespreken. Het was ademloos stil tijdens mijn lezing. Het RD en het ND hadden beiden een verslag aan deze bijeenkomst gewijd die georganiseerd was door de Protestantse Raad voor Kerk en Israël. Het onderwerp? “Ga mee in het bevrijdende van Pesach en Pasen.” Zovelen die zo intens pro-Israël zijn, werkt op z’n zachts uitgedrukt, bemoedigend! Dank voor de organisatie en dank voor de deelnemers.

En toen dus vanuit Nijkerk pijlsnel richting Schiphol.

 

“Moisjele uit Wolosjene, net aangekomen in de Verenigde Staten, zag meteen dat het leven in het moderne Amerika anders is dan in het Oost-Europese armoedige Joodse getto-bestaan. En dus ging hij meteen op zoek naar een andere Joodse identiteit. Hij kocht een modern maatpak en ruilde zijn afgedragen pet in voor een keurige hoed. Om in sjoel een positie te verkrijgen besloot hij zichzelf voor te doen als een kohen. Een kohen wordt als eerste bij de Thora-lezing opgeroepen en op de Jamiem Towiem, de Feestdagen, moet hij doechenen, voor de Heilige Arke staande de sjoel-bezoekers zegenen.

De eerste Jom Tov in de Nieuwe Wereld ging hij naar de Grote Synagoge. Toen de gabbe uitriep, voor de Thora-voorlezing, of er kohanim aanwezig waren stak Moisjele prompt en vol enthousiasme z’n hand op, werd als eerste opgeroepen en bij het Moesaf-gebed stond hij fier en trots voor de Heilige Arke om de gemeenschap te zegenen. Moisjele voelde zich ontzettend belangrijk, speciaal toen de goegemeente hem uitgebreid de hand kwam schudden om te bedanken. Hij voelde zich een ander mens, een rijk en belangrijk persoon.

Na afloop van de sjoeldienst ging iedereen naar de opperrabbijn om hem goed Jom Tov te wensen. Toen Moisjele de opperrabbijn de hand schudde keek die hem verbaasd aan en zei: “Moisjele! Jij bent toch Moisjele uit Wolosjene, ik herken je, ik woonde bij jou om de hoek. Wat geweldig om je hier te zien. Maar, wacht even, ik heb je vader goed gekend en zelfs je grootvader. Maar hoezo ben jij een kohen? Ik weet zeker dat je vader en grootvader dat niet waren!” Moisjele keek de opperrabbijn recht in de ogen en zei: “U hebt gelijk. Maar net zoals u in Wolosjene geen rabbijn was en hier zelfs opperrabbijn bent, precies zo ben ik nu kohen”.

Met deze anekdote werd maandag een besloten tweedaagse inspirerende conferentie geopend voor een dertigtal vooraanstaande bestuurders van Europese Joodse Gemeenten. Omdat ik chairman ben van het Committee Combatting Antisemitism van de EJA, de European Jewish Association, was ik ook uitgenodigd.  De rode draad was awareness, bewustwording van de gevaren van het opkomend antisemitisme en antizionisme. Experts uit Israël kwamen waarschuwen en reikten handvaten aan hoe fysiek om te gaan met de nieuwe werkelijkheid die intensieve beveiliging vereist. Maar, en dat was nog veel belangrijker, de alertheid werd geprikkeld en ieders plicht benadrukt om bescheidenheid aan de kant te zetten en vooraan te gaan staan in de strijd tegen het antisemitisme.

 

Ja, Am Jisraeel Chaj, het Joodse volk leeft en zal altijd overleven, maar wegkijken en achteroverleunen draagt daartoe niet bij! Met andere woorden: ieder moet zijn of haar verantwoordelijkheid nemen, ook als hij/zij denkt dat niet te kunnen. Aan misplaatste bescheidenheid hebben we even geen behoefte!

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

 

 

Reacties

Populaire posts