Dagboek 27 maart 2024
“Helaas komen we niet alleen in Nederland maar in de hele wereld steeds meer alleen te staan. Na het incident dat onlangs met Lenny Kuhr plaatsvond, heb ik het gevoel dat de volgende stap zal zijn dat we bordjes gaan tegenkomen ‘verboden voor Joden’.”
“Gisteravond uit het niets bij de kassa een aparte ontmoeting met een medewerkster. Of ik een het liedje Al Falastini kende? “Nee, ik ken geen Palestijnse liedjes.” “Bent u jood?” Alsof dat niet duidelijk was en de eerste vraag had uitgelokt. En toen ik nog even stond te verwonderen over wat er gebeurde kreeg ik ‘Free Palestine’ na geroepen.”
Dit soort sombere berichten bereiken me, helaas. Hoe gaan we hiermee om? Moeten we hiermee omgaan? Hoewel ik nog leef in de warme schaduw van een geweldige Poerim met op heel veel plaatsen echte Poerim-bijeenkomsten, heb ik er volledig begrip voor dat er onder ons zijn die het even niet zien zitten en bijna in een dipje belanden. Ik wil daar echter niet aan mee doen en focus me op onze overlevingskracht. Van alle volkeren die door de eeuwen heen ons meenden te moeten overheersen zijn slechts de analen en ruïnes overgebleven: de Egyptenaren, de Romeinen, de Grieken …. En kijk dan naar ons Joden! Ik zie graag dat onze Islamitische vriendjes oproepen tot een consequente boycot van Israël-producten, maar dan dus wel consequent en mondiaal! En dus weg met alle computers, weg met alle mobiele telefoontjes, weg met vele levensreddende medicijnen, weg met GPS, weg met de Nobelprijzen. En hoe zou Amsterdam eruit hebben gezien zonder de invloed en inzet van de uit Spanje en Portugal gevluchte Joden?
We zijn dus duidelijk niet uitsluitend het uitverkoren volk om ons trots en uitverkoren te voelen, maar kennelijk zijn wij ook uitverkoren om de mensheid te dienen en bijdrage te leveren aan de ons omringende samenleving in zijn volle breedte.
De afgelopen dagen stonden wat mij betreft volledig in het teken van de pijlsnel opkomende Jodenhaat. De verklaring van dertien van de vijftien Kamerfracties kwam bij mij over als een onverwachte verrassing met een diepe bemoediging. Maar als negatieve tegenhanger kreeg ik een schrijven van de Universiteit Groningen onder ogen, helaas.
Direct nadat ik de bemoedigende Verklaring tegen Jodenhaat onder ogen kreeg, heb ik de ondertekenaars de volgende boodschap gestuurd:
Aan de ondertekenaars (en hun achterban) van de Verklaring tegen Jodenhaat. Met tranen van dankbaarheid en ontroering heb ik kennisgenomen van uw duidelijke veroordeling van het antisemitisme. Hopelijk zal Nederland in zijn volle breedte uw boodschap tot zich nemen, want naschelden, toeteren, dreigen en dodelijke blikken behoren voor mij inmiddels tot het gewone normale dagelijkse. Gelukkig hoor ik ook veel en veel vaker een warm sjalom, maar de verhouding tussen een positieve wens en een criminele haatdragende vloek is sinds 7 oktober duidelijk ten nadele van sjalom veranderd. Hedenavond heb ik uw anti-Jodenhaat verklaring tientallen keren ontvangen van leden van de Joodse Gemeenschap die mij op uw moedige woorden wilden wijzen. Teken dus dat uw woorden bij de Joodse Gemeenschap zijn geland. Prof. Presser, de historicus, heeft in zijn boek "Ondergang" aangegeven dat 5% van de Nederlandse bevolking verzet pleegde, 5% collaboreerde met de nazi's en 90% het zag en liet gebeuren. Over die 90% van de Nederlanders maak ik me zorgen. Hun richting wordt niet bepaald door nadenken en verstand maar uitsluitend door emoties. Uw Verklaring, die niet aan onduidelijkheid ruimte biedt, zal hopelijk met G'ds hulp de richting van de 90%-kudde ten goede beïnvloeden en de uitingen van antisemitisme de kop indrukken. Of daarmee het antisemitisme zal zijn verdwenen, betwijfel ik, maar op z'n minst kan ik weer gewoon zonder extra alertheid over straat en weer gebruik maken van het Openbaar Vervoer.
Het is inmiddels 01:30 in de vroege ochtend van donderdag 28 maart. Ik ben zojuist teruggekomen uit Dorpshuis Apeldoorn in Oostdijk. Voor het geval u niet Oostdijk weet te plaatsen: het is Zeeland en dus een pittig aantal kilometers verwijderd van mijn woon- en verblijfsplaats. Ik was een van de drie sprekers bij een verkiezingsbijeenkomst van de SGP. Onderwerp (u raadt het ongetwijfeld al): antisemitisme! Ik was dankbaar dat ik was uitgenodigd om daar te spreken. De honderdtien lijfelijk aanwezigen in het Dorpshuis en de meer dan zeshonderd via livestream meekijkende thuisblijvers, gaven me een goed en dankbaar gevoel. Wat een geweldige band met Israël straalde de avond uit. Het was in feite jammer dat het SGP-publiek de zaal vulde. Ik mijn afrondende woorden zei ik dat liever een ander publiek in de zaal had gezien, namelijk een grote groep anti-Israël. Die had ik wat te vertellen. Maar, zoals het zo vaak loopt, lieten de tegenstanders verstek gaan en zaten er uitsluitend Israël-fans in de zaal. Maar, zo heb ik alle aanwezigen op het hart gedrukt: Als u allen huiswaarts keert is de avond niet voorbij, neen, dan begint het pas. Want u, geachte aanwezigen en vanuit de huiskamers volgenden, verspreid hetgeen u vanavond hebt gehoord.
In mijn woordenboek komt angst niet voor, wel alertheid. En die alertheid werd geprikkeld door de tegenpool van de bemoedigende Verklaring tegen Jodenhaat: Arafat-sjaaltjes in de Eerste Kamer. Deed me denken aan de vlaggen met de hakenkruizen en de Hitlergroet die reeds jaren voor 10 mei 1940 getolereerd werden, ook in Overheidskringen en zelfs in aanwezigheid van ons toenmalig Koninklijk Huis…
Reacties
Een reactie posten