dagboek 30 juni 2024

 

Hoewel ik me bijna fanatiek had voorgenomen om mijn dagboek een gewoon dagboek te laten zijn en dus geen belerend verhaal of een uitleg over de “Sidra van de week”, wil ik daar vandaag van afwijken om de simpele reden dat ik me de laatste dagen intensief in geest heb bezig gehouden met de moeizame geschiedenis van de zogenaamde Verspieders. Ik geloof dat er geen geschiedenis zoveel vraagtekens en dus ook even zoveel antwoorden heeft veroorzaakt, als de Verspieders.

Het Joodse volk is net uit de Egyptische slavernij bevrijd, heeft de Tien Geboden, de basis van het Jodendom, ontvangen en had nu dus meteen Israël moeten binnentrekken. Voordien is er echter besloten om twaalf Verspieders vooruit te sturen om het land Israël te verkennen. Waar zijn de zwakke punten, hoe ziet het land er uit, wie en wat zijn de bewoners. De Verspieders hebben hun veertig dagen durende verkenningstocht prima uitgevoerd, maar op één punt gingen ze de mist in. Ze gaven een ongevraagd advies: trek Israël niet binnen, maar blijf in de woestijn! Advies was hun niet gevraagd en al helemaal geen advies dat tegen de Wil van G’d indruiste.

Het moge duidelijk zijn dat deze geschiedenis niet uitsluitend geschiedenis is, want dan had het niet in de Thora gestaan. Maar nog een punt dat aandacht verdient: in de Sidra van afgelopen sjabbat hebben we in alle synagogen ter wereld over de Verspieders gelezen en dat niet alleen de naam van de Sidra gekoppeld is aan de Verspieders, maar de Sidra begint er mee en eindigt met iets dat eigenlijk veel en veel belangrijker is, namelijk de mitswa om tsietsiet, schouwdraden, te dragen aan de vier hoeken van je kleding. Tsietsiet die ons herinneren aan alle ge- en verboden die de Eeuwige ons heeft gegeven.

De Verspieders prefereerden het om in de woestijn te blijven waar het brood uit de hemel viel, waar de bron van Mirjam ieder van het broodnodige water voorzag, waar het Joodse volk zich omringd heeft geweten door Goddelijke wolken die beschermden tegen de gevaren die in de woestijn op de loer liggen. Eenmaal in Israël aangekomen zou er gezwoegd moeten worden, eigen inzet moeten zijn. Het religieuze leven zou makkelijker onder spanning komen te staan, dan in de woestijn waar G’ds aanwezigheid veel makkelijker herkenbaar was.

Waarom zoveel eer geven aan de Verspieders en waarom ook nog van hen het hele fenomeen leren van het minjan, het vereiste quorum van tien volwassen mannen die nodig zijn voor een sjoeldienst? Waarom werden er überhaupt verkenners gestuurd om Israël in kaart te brengen? G’d had toch duidelijk richting gegeven? Israël moest het Joodse land worden! Wat viel er nog te bespioneren, te controleren, te verkennen? Waar was het vertrouwen in G’ds Woord, dat ontelbaar betrouwbaarder is dan de beste GPS, zelfs in een woestijn.

Bij de berg Sinai had het Joodse volk eendrachtig uitgeroepen: Na’asee we Nisjma – 1/ we zullen blindelings  volgen en 2/ we zullen alles begrijpen.  Er is een 1/ en een 2/. Uiteindelijk komt alles, maar dan ook alles, van Boven. Maar tegelijkertijd zijn wij verplicht met een rationele benadering de richting op te gaan die G’d ons aangeeft. Als iemand onverhoopt ziek is, dan heeft dat zo moeten zijn. Maar desondanks moet hij wel naar de dokter gaan. Als iemand veel geld heeft, dan komt dat omdat er Boven zo is bepaald. Maar dat betekent niet dat hij kan achteroverleunen en wachten tot de bankbiljetten binnenvliegen. Hij zal een winkel of een andere verdienvorm moeten maken om de zegen van Boven te ontvangen.

En dat is precies wat we lernen van de Verspieders: de richting is duidelijk, die hadden zij  niet in twijfel mogen trekken. Maar ook als we de richting die de goddelijke GPS ons wijst braaf volgen, dan nog moeten wij de weg verkennen, plaveien, valkuilen dichten, gewoon op een natuurlijke wijze voortgaan en vooral niet op wonderen vertrouwen.

En zo vecht de Staat Israël ook voor haar bestaan: met het keppeltje op het hoofd en het geweer in de hand!

 

 

Reacties

Populaire posts