dagboek 13 oktober

 

Ik ben moe, maar ook tevreden, na gisteravond het einde beleefd te hebben van de Ontzagwekkende Dagen, zoals we Rosj Hasjana en Jom Kippoer in het Jodendom noemen. Aan die dagen kan 7 oktober wat mij betreft toegevoegd worden. De sjoeldiensten op vele plaatsen in onze ressorten mochten zich op een goede opkomst verheugen. De saamhorigheid was voelbaar. In ‘mijn’ sjoel werd met hart en ziel het Awienoe Sjebasjamajim gezongen, gebed voor de Staat Israël en voor de soldaten van de IDF. Iedereen deed mee, iedereen stond en velen konden hun tranen niet meer bedwingen. Onze gedachten gingen uit naar de gegijzelden, naar onze jongens op de fronten die daar staan, ook op Jom Kippoer, om ons te beschermen. Onze gedachten gingen uit naar de inmiddels vele honderden gesneuvelden, naar hun echtgenotes, hun kinderen, hun ouders.

Op 8 oktober, nauwelijks 7 oktober achter ons, werden de heer Engel, Frank van Oordt, voorzitter van Christenen voor Israël, de voorzitter van de Joodse Gemeente Amersfoort, Alexander van Dijkhuizen, en mijn persoontje door burgemeester Bolsius op het Stadhuis van Amersfoort ontvangen. Ter gelegenheid van wat deze ontmoeting, vraagt u zich af.

De heer Engel is de grootvader van Ofir, de Israëlische gijzelaar die bevrijd werd vanwege zijn Nederlandse nationaliteit. Toen hij nog gegijzeld zat kwam zijn familie op de idee om voor hem de Nederlandse nationaliteit aan te vragen. Dat zou nog net kunnen want hij was 17 en zou een paar dagen later 18 worden en dan zou het toekennen van de Nederlandse nationaliteit niet meer mogelijk zijn... Om die Nederlandse nationaliteit in een sneltreinvaart te verkrijgen was er een document nodig uit Amersfoort omdat zijn overgrootmoeder daar had gewoond. En dus werd ik die nacht, na sjabbat, vanuit Israël gebeld. Vanwege de goede verhoudingen beschik ik over het 06 nummer van de burgemeester en heb ik in de zeer late uurtjes uitgaande sjabbat Bolsius gebeld. Er kwam geen antwoord met de mededeling dat ik maar maandagochtend moest terugbellen. Vanuit zijn auto op weg naar huis, heeft de burgervader alles op alles gezet om het benodigde document, dat wellicht kon bijdragen aan de vrijlating van deze Israëliër, te verzorgen. Drie uur later, het was al een flink eind in de vroege zondagse ochtend, werd het document gevonden. En dus wilde de grootvader van Ofir persoonlijk Bolsius danken voor zijn hulp in de strijd tegen Hamas. De burgervader voelde zich slechts als een klein bescheiden radartje in een veel groter spel, maar, zo denk ik, als het kleine radartje had ontbroken…

Nu we het toch over burgemeester hebben, wil ik het volgende deel van een column uit het Kerkblad Urk onder uw aandacht brengen.

Burgemeester in oorlogstijd

De taken van burgemeesters zijn de laatste jaren toegenomen. Meer verantwoordelijkheid. Burgemeesters kunnen veel betekenen. Onlangs las ik een hoopvol verhaal in een verschrikkelijk boek. ‘Hitlers ultieme oorlog’ luidt de titel. Auteur: prof Klaas Smelik. Om het te lezen heb je wel een sterke maag nodig. Een lange reeks grote, onvoorstelbare moordpartijen. Maar in het duister van de geschiedenis zijn er gelukkig altijd ook kleine lichtpuntjes. Ook in dit boek. In september 1943 krijgt de burgemeester van het Griekse eiland Zakynthos de opdracht een lijst samen te stellen met de namen van de Joden die op het eiland wonen. De lijst moet naar de Duitse militaire gouverneur. De burgemeester neemt eerst contact op met de plaatselijke bisschop. Samen maken ze hun opwachting bij de gouverneur. Op het vel papier dat de bisschop werd aangereikt schrijft hij twee namen. De zijne en die van de burgemeester. Zulke ambtsdragers, daar droom ik van.  

 

En van de burgemeesters komen we bij het christendom:

9 oktober een lezing voor een kerkelijk gezelschap in Ouderkerk aan den IJssel. Oudere deelnemers, midden op de dag. Maar ook een flink aantal jongeren. Allen een en al belangstelling en allen zonder uitzondering pro-Israël, zonder enig ‘maar’...

Het onderwerp? 7 Oktober. Wat is de impact op de Joods Gemeenschap?  Een geweldige opkomst en gedurende mijn lezing van iets meer dan een uur: muisstil! Maar… een kleine uitglijder was dat een van de aanwezigen aan het eind publiekelijk meende de hoop te moeten uitspreken dat “de opperrabbijn tot het ware geloof zal mogen komen”. Ik liet het maar over me heen komen, maar na afloop heb ik de zendeling aangegeven, toen hij mij de hand kwam schudden, dat ik zijn bede ongepast vond. Hij schrok en de lokale predikant alsook de organisatoren, begrepen mijn irritatie volledig en vonden zijn hoop op bekering onjuist. Ik verwacht eerstdaags nog wel een excuusbrief. De kerk, na alle eeuwen met pogroms, inquisitie en Jodenhaat, dient zich bescheiden op te stellen. En los daarvan: als ik me bekeer, ben ik mijn baantje als opperrabbijn kwijt.

Gisteren, Jom Kippoer, onderweg om 9 uur ’s ochtends van huis naar sjoel, merk ik dat een auto naast mij probeert te rijden. Ik was absoluut niet bang, maar mijn alertheid stond in de gevarenzone. De chauffeur wenkt mij en doet zijn raampje open. “Ik Iran. Regering slecht, maar mensen houden van Joden.” Het was als een lichtpunt in de antisemitische en antizionistische duisternis, en dat nog wel op weg naar de Jom Kippoer-dienst.

 

 

 

 

Reacties

Populaire posts