dagboek 20 oktober 2024

Een nieuwe Duitse ambassadeur en dus zat ik vorige week in Den Haag in de residentie aan de Lange Vijverberg tegenover ‘het Torentje’. Een fijne kennismaking en, naar ik verwacht, een voortzetting van de bijzondere relatie die ik met zijn voorganger Cyrill Jean Nunn mocht opbouwen. Dus geen verandering en niets nieuws onder de Duits/Nederlandse Joodse zon.

Mijn goede relatie met Duitse ambassadeurs begon ergens tussen 1990 en 1994. Ik was aanwezig q.q. bij een herdenking in Westerbork. In de periode tussen 1 november 1985 (de sterfdag van mijn dierbare voorganger opperrabbijn Berlinger zl.) en november 2008 was ik nog steeds waarnemend-opperrabbijn, maar mocht me niet zo noemen om mij tot op heden onbekende reden. Ik werd geacht mezelf “hoofdrabbijn” te noemen. Maar in november 2008, dus na een proeftijd van 23 jaar, verdween de niet-bestaande titel “hoofdrabbijn” en werd “waarnemend” officieel van mijn “opperrabbijn” verwijderd.

Maar hoe het ook zij, ik zat dus als waarnemend-opperrabbijn ergens tussen 1990 en 1994, op een van de voorste rijen bij de herdenking en naast mij zat (nog) niemand. Een oudere man kwam naar me toe, sprak mij aan en vroeg mij in perfect Nederlands, met een zwaar Duits accent, of hij naast mij mocht plaatsnemen. ”Mijn naam is Citron en ik ben de ambassadeur van Duitsland. En hoewel mijn vader in de oorlog als verzetsstrijder was gefusilleerd, ben ik hier niet als zoon van mijn vader, maar als vertegenwoordiger van het land dat zes miljoen van uw volk heeft vermoord”. Hij kwam naast me zitten en sindsdien had ik een meer dan goede relatie met de ambassadeurs van Duitsland, terwijl wij privé er nog niet over peinsden om een Duitse auto of wasmachine te nemen en Duitse grond werd niet betreden, ook niet op doorreis.

Tijdens de kennismaking vorige week kwam iets interessants naar voren. Ik wist het al, maar niet echt bewust. Mijn kinderen hebben van mijn ouders meer gehoord over hun lijdensweg in de jaren ’40-’45, dan ik, hun kind. Zoiets had de nieuwe ambassadeur, en met hem zijn hele generatie, ook, maar dan volledig anders. De grootouders zwegen. Geen woord over de oorlog. Maar (klein)kinderen zijn nieuwsgierig. Wat heeft Großvater in de oorlog gedaan? En zo worden kleinkinderen in hun zoektocht naar een te verzwijgen verleden, meer en meer geconfronteerd met angstaanjagende vraagtekens. Van Großvater was alleen bekend dat hij om gezondheidsreden niet in het leger hoefde of niet bij de SS… Tot kleinkinderen de zwijgende leugen doorbreken.

De conclusie van ons kennismakingsgesprek: we gaan elkaar spoedig weer ontmoeten. Israël heeft steun nodig. Joden willen vrienden, juist ook niet-Joodse en de ambassadeur van de Bundes Republiek Duitsland, wil een meer dan goede relatie met de Joodse gemeenschap.

De dinsdag voor Soekot moest mijn auto naar de garage. Er was iets mis met de remmen, zoals u in een eerder dagboek had kunnen lezen. Ik kom de garage binnen, groet netjes de mevrouw achter de receptie. In plaats van een “ook een goede morgen’” reageerde de mevrouw achter de receptie met een verbaasd “Rabbijn Jacobs, ik had u bijna niet herkend, want u heeft geen net pak aan ”. Omdat ik die dag gewoon alleen thuis zou werken had ik geen net pak aan, maar een katoenen broek, en het keurig gestreken witte overhemd was vervangen door een T-shirt dat weliswaar schoon was, maar verre van Opperrabbinaat-ogend. Er staat in de Sjoelchan Aruch, het Joodse wetboek, dat een Joods-Geleerde niet met een vlek op zijn kleren mag rondlopen, want dan zullen niet-Joden zeggen: alle Joden lopen met vlekken op hun kleding, alle Joden zijn vies. Ten aanzien van deze wet, mag, neen moet, iedere Jood zichzelf als een geleerde beschouwen.

Maar de vlek is niet alleen een vlek op onze kleding, maar ook in ons gedrag. Speciaal in deze tijd van sterk opkomend antisemitisme, moeten wij een schoon gedrag vertonen, gewoon in het alledaagse leven. Mijn Blouma laat me niet met ongestreken overhemden rondlopen, vlekken op mijn kleding worden niet getolereerd en als we aanstaande zaterdagnacht een hut zullen hebben op de boot tussen Harwich en Hoek van Holland, zullen we, zoals altijd, de hut netjes achterlaten, om Chiloel Hasjeem, een versmading van G’ds Naam, te voorkomen.

En hoewel een schoon T-shirt en een nette katoenen broek naar de garage mijns inziens best moet kunnen (hoewel mijn Blouma daar anders tegenaan kijkt en ik haar braaf zal volgen), is de les toch wel erg duidelijk: er wordt naar ons Joden gekeken, zeker naar een rabbijn, naar onze kleding, naar een stinkend smerige auto, naar de netheid van de hotelkamer die we achterlaten…. Maar ook naar ons dansen met de Thora, aanstaande vrijdag, de vreugde die we zullen uitstralen, de eenheid die we zichtbaar beleven op Simchat Thora, Vreugde der Wet, juist na 7 oktober. Gut Jom Tov, nog vele jaren Soekot, Sjalom al Jisraeel!

 

Reacties

Populaire posts