Dagboek 16 febr. 2025

Eigenlijk waren de laatste dagen een beetje saai. Geen incidenten, niets opwindends, niet hoorbaar uitgescholden, maar alles liep gewoon lekker. Ik was in Appingedam om kennis te maken met het nieuwe bestuur van de Vrienden van de Synagoge Bourtange. Nadat de heer Fokkens hoogbejaard na decennialang vrijwillige inzet afscheid had genomen als voorzitter van de Vereniging Synagoge Bourtange, dreigde de jaarlijkse Menora aansteking tot geschiedenis te verworden. Na een oproep in de noordelijke media, vormde zich, als vanuit het niets, een voltallig vers en nieuw bestuur. Geweldig! Vanaf deze plaats achter mijn computer: enorm bedankt! Maar ik vond het danken vanaf achter de computer te simpel en dus toog ik, of beter gezegd ‘liet ik me togen’, naar Appingedam, woonplaats van de nieuwe voorzitter van de Vereniging Synagoge Bourtange.

Van Appingedam naar Groningen voor een ziekenbezoek en daarna een bespreking met het bestuur van de Joodse Gemeente Groningen voor een regulier overleg om aansluitend Toebisjwat te vieren met de leden van de Joodse Gemeente en de vrijwilligers, die het tentoonstellingsdeel van de sjoel beheren.  Dank aan mijn vrijwillige chauffeur die me de hele dag vanaf tien uur ’s ochtends tot in de zeer late uurtjes heeft ‘getoogd’.

De volgende dag: Bond tegen het vloeken! Geloof het of niet, maar uw opperrabbijn is lid van het algemeen bestuur van deze zwaar christelijke vereniging. Waarom? Omdat deze mensen goed werk verrichten, niet evangeliseren, maar uitsluitend het gevloek in de brede samenleving willen elimineren. En omdat ik hiervan een voorstander ben, dus een tegenstander van vloeken, voel ik me min of meer verplicht mijn bijdrage te leveren. Helaas moest ik de vergadering eerder verlaten vanwege een choepa in Antwerpen waar ik ook acte de présence wilde geven. Zoon van collega rabbijn Wolff van Amsterdam trad in het huwelijk met een Antwerps meisje. Het was een onweerlegbaar mooi en feestelijk gebeuren.

Sjabbat was sjabbat en uitgaande sjabbat vergadering over de voorbereidingen die nodig zijn voor ”300 jaar sjoel Amersfoort”. Ik denk mee, probeer het Comité van Aanbevelingen van de grond te krijgen en laat het zoveel mogelijk aan de commissieleden over. In het aan derden overlaten ben ik niet zo goed, maar soms moet ik, en ieder mens, iets aan anderen overlaten.

Gelukkig barstte direct na sjabbat een positief bommetje los. Mijn vorig dagboek, dat nogal scherp en cynisch was en bijna een en al verwijt richting het Nederlands bestuurlijk achteroverleunen en wegkijken, terwijl de situatie voor Joods Nederland zienderogen meer te lijden krijgt van antisemitisme, was bij de columnist van de Telegraaf geland. Rob Hoogland, zo heet hij dus, had mijn dagboek gezien en reageerde daarop uiterst fel en positief. Hij vindt me ‘een aardige man’ en dus alle redenen voor de ‘Hamas adepten’ om hem ‘te pakken’. Het klinkt allemaal humoristisch, maar is helaas wel de keiharde waarheid. Veel positieve reacties vanuit de Joodse en niet-Joodse gemeenschap en uiteraard ook vanuit de eigen achterban jaloezie. Zo werkt dat nou eenmaal. De wet van: kop boven maaiveld.

En toen was het zondag en reed Leo Smole, mijn rabbinaal archeoloog, samen met mij naar Arnhem voor een verlate Toebisjwat-viering. Zo’n vijftig man (en vrouw, maar dat heet man) waren naar de prachtige sjoel van Arnhem gekomen. Leo hield een prachtig verhaal over archeologie. Dat was hem speciaal in Arnhem wel toevertrouwd, gezien hij Arnhems stadsarcheoloog is. Maar voordat Leo zijn verhaal ondersteund met een beamer mocht afsteken en ook voordat ik mijn Toebisjwat toespraak kon houden, was het woord aan de burgervader van Arnhem, Ahmed Marcouch. Getooid in ambtsketen en keppel, gaf hij in duidelijke bewoordingen aan dat voor hem de Joodse gemeenschap in Arnhem erbij hoort en dat hij alles in het werk zal stellen om de kleine en sterk verouderde Joodse Gemeente te steunen.

En toen kwam het: Betty Vosdingh kreeg voor haar tomeloze inzet ‘het Arnhemse Juffertje’, een hoge onderscheiding van de Gemeente Arnhem voor vrijwilligers die een buitengewone bijdrage leveren aan Arnhems welzijn. Vanaf deze dagboek-plaats: Mazzeltov! Betty, we zijn trots op je en tegelijk dankbaar dat burgermeester Marcouch zo duidelijk en publiekelijk zijn steun durft te geven aan ‘zijn’ Joodse Gemeente. Ik ben me er goed van bewust dat zijn vriendschappelijke opstelling naar de Joodse Gemeente door een deel van zijn achterban, dat eigenlijk helemaal zijn achterban niet is, niet wordt gewaardeerd. En door de woorden ‘niet gewaardeerd’ te gebruiken druk ik me erg netjes en ingetogen uit, want zijn vriendschap met de Joodse Gemeente en ook met mij persoonlijk, maakt zijn leven als burgermeester en als moslim niet makkelijker. En toch reken ik hem tot mijn vriendenkring en hij mij tot de zijne en weigert hij pontificaal (geen islamitisch woord) en zonder achteroverleunen, antisemitisme in Arnhem te accepteren. Vandaar de onderscheiding voor Betty, die zich niet alleen inzet voor de Joodse Gemeente, maar ook als beeldhouwster het koffer-monument ter nagedachtenis aan de toen vermoorde Arnhemse Joden heeft gemaakt en hiermee tevens een keiharde waarschuwing voor nu en morgen in het hart van Arnhem heeft geplaatst.

 

 

 

Reacties

Populaire posts