de baby die terugkwam

Dagboek 24 december 2025

Hoewel de Chanoeka-Toer 2025 alweer tot de verleden tijd behoort, is het echter nog lang geen voltooid-verleden-tijd. Dat het zuivere vlammetje als het ware door moet blijven branden, behoeft weinig betoog en daar doel ik dan ook op met mijn onvoltooid-verleden-tijd. Neen, mijn gedachten gaan uit naar een ‘toevallige’ ontmoeting die natuurlijk niet ‘toevallig’ was want toeval bestaat niet!   Nadat we in Leeuwarden de menora hadden aangestoken en ik dan natuurlijk niet meteen weghol maar bewust nablijf om aanwezigen de gelegenheid te bieden voor een persoonlijk contact, had ik een bijzondere ontmoeting. Hoe die ontmoeting precies gedetailleerd ontstond herinner ik me niet meer omdat ik er geen aandacht aan had besteed. Maar om de een of andere reden viel de naam Wiersma. Wiersma!?  Dankzij Wiersma hebben mijn moeder, haar twee broers en haar beide ouders de oorlog overleeft. In mijn prille kinderjaren bezochten wij Wiersma, een politieman uit Gouda die leidinggaf in Friesland aan verzetsstrijders en aan duikouders die met gevaar voor eigen leven en het leven van hun gezinsleden hun huizen openstelden voor vogelvrijverklaarde Joden. Hij had een tweeling die weleens bij ons logeerde. En nu ontmoette ik een oude vrouw die ook wat had met Wiersma. Zij was nog een baby toen haar moeder, naar haar zeggen, benaderd werd door Sjoerd Wiersma uit Joure. Hij wilde moeder en baby laten onderduiken, haar vader was reeds voor haar geboorte afgevoerd, maar moeder wilde dat niet, maar ze gaf de baby wel mee. De volgende dag reisde Wiersma wederom af naar de Albert Cuypstraat in Amsterdam, om te zien of moeder wellicht van gedachten was veranderd, maar het was al te laat. Ze was die nacht al opgepakt en op weg naar een toen nog onzekere toekomst. Wiersma heeft de baby in het gezin opgenomen en ze werd behandeld alsof het hun eigen kind was, maar dopen, dat niet. Want, zo redeneerde Wiersma, als haar moeder terugkomt wil hij een Joods kind afleveren, ongedoopt. Maar moeder kwam niet terug. Trouwens niet alleen had haar moeder de oorlog niet overleefd, de baby was de enige van de familie, ooms, tantes, opa’s en oma’s, nichten en neven. De baby, nu de oude maar verre van bejaarde vrouw, ging uiteraard wel mee naar de kerk en werd een gelovige christelijke vrouw. Haar dochter was bij haar, ook uiteraard christelijk. En nu ontmoeten ze een rabbijn, waren aanwezig bij het aansteken van de menora. Of hun Wiersma ook de mijne was, weet ik nog niet. Misschien een broer of een vader. De redder van mijn moeder was een hoge politiefunctionaris uit Gouda, daarover bestaat geen twijfel, maar wel of niet dezelfde Wiersma, familie was het zeker en beiden, als het toch twee personen zijn, waren zware verzetsstrijders. En ik had niet bestaan en de oude vrouw zou zijn vermoord, zonder Wiersma. Na afloop van de zeer drukbezochte Chanoeka-bijeenkomst was er door Gerard Cohen, voorzitter van de Joodse Gemeente Leeuwarden, een Q&A met de rabbijn georganiseerd. Ook de christelijk-Joodse vrouw, de baby van toen, was aanwezig met haar dochter en met meer dan gewone belangstelling luisterde ze zichtbaar, de enige overlevende van een door en door Amsterdamse Joodse familie.

Mijn opa en oma en mijn vader woonden in de Ferdinand Bolstraat, om de hoek van de Albert Cuyp. Die moeten haar ouders gekend hebben. Het kwam allemaal erg dichtbij. Hoe het contact verder zal gaan, welke de uitwerking van de menora zal hebben op de nazaten van de moeder die de moed had gehad om haar baby af te staan aan een onbekende verzetsman… wordt zeker vervolgd!

De bijeenkomsten met Chanoeka waren overal in den lande dankzij de grote opkomst van de christelijke vrienden van Israël een groot succes. Verheugd had ik daarover al een paar keer her en der geschreven. Maar vergeet even de kwantiteit. Zelfs als ik uitsluitend deze ene Joods-christelijke overlevende zou hebben ontmoet…

Waarom komt deze gedachte plotseling bij me op? Ik kom net terug uit Belgrado waar ik nog geen etmaal verbleef. Ik was daar om de rabbijn van Montenegro en de rabbijn van Belgrado te ontmoeten en ze te helpen, als een soort rabbinale nestor, met een paar lastige rabbinale klusjes. In heel Servië wonen alles bij mekaar drieduizend Joden. De rabbijn heeft sjoel aan huis en alleen op sjabbat is er dienst. Dichtstbijzijnde plaats met Joods leven en winkel waar koosjere producten kunnen worden ingeslagen is Budapest, vier uur weg. Israëlische orthodoxe toeristen vragen hem regelmatig waarom hij zich in deze niet-Joodse woestijn heeft gevestigd. Dat is een goede vraag waarbij een goed antwoord past: in een drukbevolkt gebied heb je geen oase nodig, maar wel in een woestijn. Velen uit onze Joodse gemeenschap zijn verdwaald, ver verwijderd van hun Joodse roots. In de geestelijke woestijn waarin ze zich bevinden komt de redding als uit het niets. Een oase van Jodendom is voor de verdwaalde geesten van levensbelang. Als ik dit ter bemoediging aan de eenzame-Belgradose-oase-rabbijn vertel, komen de verhalen los. Geen verhalen over grote opkomst, maar wel over individuen voor wie hij de juiste persoon was op de juiste plaats en op het juiste tijdstip,

Vanochtend had de oase-rabbijn sjoeldienst, om negen uur precies. Eén Serviër die zes maanden in Belgrado woont en de rest van het jaar in Californië, vormde met de rabbijn het ‘minjan’. Hij komt ieder woensdag naar de ‘sjoeldienst’ om tefillin te leggen en het ochtendgebed uit te spreken. Vanochtend was de opkomst groter dan normaal, want behalve de Amerikaanse Serviër en de rabbijn, woonde ook ik de ‘dienst’ bij.

Het is niet toegestaan om Joden te tellen. En als we dat wel doen zeggen we niet één, twee, drie, maar we gebruiken een zin uit de Thora die uit tien woorden bestaat. Komt natuurlijk op hetzelfde neer, maar toont toch dat ieder mens telt maar niet gedegradeerd mag worden tot een nummer.

 

 

Reacties

Populaire posts